Beginpagina Hoofdstuk 16. Voortgezet verblijf
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 16. Voortgezet verblijf

Hoofdstuk 16. Voortgezet verblijf

§1. Inleiding

Artikel 3.50 Vb bevat een bijzondere regeling voor het voortgezet verblijf van de vreemdeling die als minderjarige in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging met een persoon met een niet-tijdelijk verblijfsrecht. Artikel 3.50 Vb bevat algemeen verbindende voorschriften. Indien aan de voorwaarden van artikel 3.50 Vb wordt voldaan, moet de verblijfsvergunning worden verleend (zie B16/2).

Ingevolge artikel 3.51 Vb kan, onder bepaalde voorwaarden, aan de volgende categorieлn vreemdelingen een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf worden verleend:

De vreemdeling die in het kader van gezinshereniging of -vorming is toegelaten (zie B16/3);

De vreemdeling die in het kader van medische behandeling is toegelaten (zie B16/4);

De vreemdeling die in het kader van het beleid inzake Amv is toegelaten (zie B16/5); en

De vreemdeling die in het kader van het beleid inzake het buitenschuldcriterium is toegelaten (zie B16/6).

Artikel 3.51 Vb geeft het kader waarbinnen aan deze vreemdeling een verblijfsvergunning kan worden verleend. Dit artikel bevat algemeen verbindende voorschriften.

Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.50 of 3.51 Vb, wordt de verblijfsvergunning niet verleend. Artikel 3.51 Vb geeft geen verplichting, maar een bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlenen. In B16 wordt uiteengezet onder welke voorwaarden van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt en de verblijfsvergunning in het kader van voortgezet verblijf kan worden verleend. Deze voorwaarden hebben het karakter van beleidsregels.

Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is artikel 3.52 Vb van belang (zie B16/7) Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50 of 3.51 Vb, kan op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voortgezet verblijf worden toegestaan. In B16/7 wordt het beleid voor de volgende gevallen nader uitgewerkt:

(huwelijks)relatie;

verruimde gezinshereniging en ouderenbeleid;

voortgezet verblijf na verblijf op grond van medische noodsituatie;

slachtoffers/getuige-aangevers van mensenhandel;

voortgezet verblijf na verblijf op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (zie B16/7.1).

Naast de beleidsregels in B16 zijn, tenzij hieronder anders is aangegeven, ook de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw van toepassing. Verwezen wordt naar B1/4. Voor wat betreft de aanvraag zijn tevens zijn de algemene bepalingen van B1/5 en B1/9 van toepassing.

§2. Na verblijf als minderjarige

Langer dan een jaar houder van verblijfsvergunning

Ingevolge artikel 3.50 Vb wordt de verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf verleend aan de vreemdeling die:

a. als minderjarige houder is geweest van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met gezinshereniging, verblijf ter adoptie of verblijf als pleegkind, verblijf bij een Nederlander of een vreemdeling met niet-tijdelijk verblijfsrecht in de zin van artikel 3.5 Vb; en

b. langer dan een jaar houder is geweest van de in onderdeel a bedoelde verblijfsvergunning, dan wel in Nederland is geboren uit ouders met niet-tijdelijk verblijfsrecht in de zin van artikel 3.5 Vb.

Tenzij:

a. de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen zouden hebben geleid (zie B1/5.3.3);

b. de vreemdeling een gevaar voor de nationale veiligheid vormt;

c. de aanvraag met toepassing van de artikelen 3.86 of 3.87 Vb kan worden afgewezen (zie B1/5.3.6); of

d. de vreemdeling het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst (zie B1/5.3.2).

Onder persoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht wordt in dit kader niet verstaan de houder van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 Vw.

Reden hiervoor is dat het kind van de houder van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel, dat niet zelf in aanmerking is gekomen voor een verblijfsvergunning asiel, maar wel voor een verblijfsvergunning regulier, niet reeds na een jaar in een betere positie komt te verkeren dan de houder van de verblijfsvergunning asiel bij wie het verblijft. Ook komt dit kind niet in een betere positie te verkeren dan waarin het zou hebben verkeerd, indien wel zou zijn voldaan aan de voorwaarden (van artikel 29, eerste lid, onder e, Vw) voor de verlening van de asielvergunning.

Nederlandse ouder

Ingevolge artikel 3.50, vierde lid, Vb wordt de verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf aan de minderjarige vreemdeling verleend indien een van de ouders in Nederland is gevestigd en de Nederlandse nationaliteit heeft, tenzij de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen zouden hebben geleid, of de vreemdeling het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst.

Ook de vreemdeling die in het jaar na zijn verblijfsaanvaarding meerderjarig is geworden, komt in aanmerking voor een zelfstandige verblijfsvergunning.

Algemeen

Voor de verlening van de verblijfsvergunning is het niet noodzakelijk dat de gezinsband is verbroken. Ook indien het kind nog feitelijk bij de ouder(s) woont, kan de zelfstandige verblijfsvergunning worden verleend, indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Wel moet daartoe een aanvraag worden ingediend.

§3. Na (huwelijks)relatie, verruimde gezinshereniging en ouderenbeleid

De verblijfsvergunning onder de beperking verband houdend met (verruimde) gezinshereniging of gezinsvorming kan op aanvraag worden gewijzigd in zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet verblijf. Het betreft hier de wijziging van de afhankelijke verblijfsvergunning naar een zelfstandige verblijfsvergunning.

3.1. Drie jaar verblijf op grond van de (huwelijks)relatie

De verblijfsvergunning wordt op aanvraag verleend indien:

a. de vreemdeling een huwelijk, geregistreerd partnerschap of duurzame en exclusieve relatie is aangegaan met een hoofdpersoon die zelf verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard heeft, bijvoorbeeld een Nederlander, een houder van een verblijfsvergunning (asiel of regulier) voor onbepaalde tijd, of een houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met wedertoelating of voortgezet verblijf;

b. die (huwelijks)relatie drie jaren bestaat en de vreemdeling ten minste drie jaren op grond van die (huwelijks)relatie een verblijfsvergunning heeft gehad;

c. drie jaren is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de verblijfsvergunning; en

d. zich geen van de algemene weigeringsgronden voordoet (zie B1/4).

In afwijking van B1/4.2 en B1/4.3 wordt de verblijfsvergunning ook verleend indien de vreemdeling:

niet (meer) beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; of

al dan niet tezamen met de echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner, niet (meer) zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Voor de verlening van deze verblijfsvergunning is niet noodzakelijk dat de (huwelijks)relatie is ontwricht of ontbonden.

ad a.

De verblijfsvergunning wordt niet verleend indien de hoofdpersoon zelf verblijfsrecht van tijdelijk aard heeft. Dat is bijvoorbeeld het geval indien deze een verblijfsvergunning voor studie of medische behandeling heeft. Zie artikel 3.5 Vb. De verblijfsvergunning wordt evenmin verleend indien de hoofdpersoon houder is van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarmee wordt voorkomen dat de vreemdeling met een verblijfsrecht dat afhankelijk is van een andere vreemdeling die zelf verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft, na ommekomst van drie jaren een sterker verblijfsrecht kan verkrijgen dan degene bij wie verblijf was toegestaan.

ad b.

Indien de vreemdeling aanvankelijk houder was van een verblijfsvergunning op grond van een relatie, en aansluitend houder was van een verblijfsvergunning op grond van een huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde hoofdpersoon, wordt de duur van deze perioden opgeteld.

ad c.

In artikel 9.6 Vb is een overgangsregeling getroffen voor die gevallen waarin de vreemdeling ten minste een jaar, maar minder dan drie jaren, houder is geweest van een verblijfsvergunning op grond van een huwelijk dat drie jaren direct voorafgaande aan de ontwrichting of ontbinding daarvan heeft standgehouden. Op grond van deze overgangsregeling kan aan die vreemdeling, mits de verblijfsvergunning is verleend voor 11 december 2000 en geen van de afwijzingsgronden van artikel 16 Vw zich voordoen, een verblijfsvergunning worden verleend onder de beperking voor het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst. Deze regeling geldt niet, indien de verblijfsvergunning was verleend op grond van een relatie.

3.2. Drie jaar verblijf verruimde gezinshereniging of ouderenbeleid

De verblijfsvergunning wordt op aanvraag verleend, indien:

a. de vreemdeling drie jaren in het kader van verruimde gezinshereniging of in het kader van het ouderenbeleid (B2/7) een verblijfsvergunning heeft voor verblijf bij een hoofdpersoon die zelf verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard heeft (artikel 3.51, eerste lid, onder a, Vb), bijvoorbeeld een Nederlander, een houder van een verblijfsvergunning (asiel of regulier) voor onbepaalde tijd, of een houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met wedertoelating of voortgezet verblijf;

b. de vreemdeling drie jaren heeft voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de verblijfsvergunning; en

c. zich geen van de algemene weigeringsgronden voordoet (zie B1/4).

In afwijking van B1/4.2 en B1/4.3 wordt de verblijfsvergunning ook verleend indien de vreemdeling:

a. niet (meer) beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; of

b. al dan niet tezamen met de hoofdpersoon niet (meer) beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Voor de verlening van deze verblijfsvergunning is niet noodzakelijk dat de feitelijke gezinsband is verbroken.

3.3. Overlijden van de hoofdpersoon

Ingevolge artikel 3.51, derde lid, Vb kan de zelfstandige verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf na (verruimde) gezinshereniging of gezinsvorming eveneens worden verleend indien de hoofdpersoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht is overleden en de gezinsband om die reden is verbroken. In deze gevallen wordt in beginsel altijd gebruikgemaakt van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlenen.

Als regel levert het overlijden een zodanig schrijnende situatie op dat het voortgezet verblijf van de vreemdeling in Nederland behoort te worden aanvaard (zie artikel 3.51, derde lid, Vb). Daarbij hoeft de aanwezigheid van (andere) klemmende redenen van humanitaire aard niet te worden gesteld of onderzocht.

Het vorengaande geldt echter niet indien verblijf is verleend in het kader van het ouderenbeleid (B2/7).

De verblijfsvergunning wordt niet verleend indien:

de overleden hoofdpersoon verblijfsrecht van tijdelijke aard had (zie artikel 3.5 Vb) of houder was van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Indien dat wel het geval was, kan voortgezet verblijf slechts worden aanvaard op grond van artikel 3.52 Vb;

er onjuiste gegevens zijn verstrekt of gegevens zijn achtergehouden die tot de verlening van de verblijfsvergunning hebben geleid (zie B1/5.3.3); of

de vreemdeling het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst.

In afwijking van B1/4.2 en B1/4.3 wordt de aanvraag niet afgewezen op de grond dat de vreemdeling:

niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; of

niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

§4. Na medische behandeling

Na drie jaar verblijf als houder van een verblijfsvergunning onder de beperking voor het ondergaan van medische behandeling kan de vreemdeling op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder b, Vb een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf, indien de medische behandeling naar het oordeel van de Minister nog voor ten minste ййn jaar noodzakelijk zal zijn. De vreemdeling moet gedurende de gehele periode hebben voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.

§5. Na verblijf als Amv

De verblijfsvergunning onder de beperking verband houdend met verblijf als Amv kan op aanvraag worden gewijzigd in een verblijfsvergunning onder de beperking verband houdend met ˜voortgezet verblijf.

Op grond van artikel 3.51, eerste lid, onder c, Vb kan aan een Amv op aanvraag een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜voortgezet verblijf worden verleend, indien:

a. hij drie jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜verblijf als Amv (de tijd dat betrokkene in het bezit is geweest van een vergunning voor asiel bepaalde tijd telt derhalve niet mee);

b. hij nog minderjarig is;

c. hij ook overigens nog voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning op grond van het bijzonder beleid voor Amv; en

d. er overigens geen gronden voor weigering zijn.

De peildatum voor de vraag of de vreemdeling aan deze voorwaarden voldoet, ligt, gezien de bewoordingen van artikel 3.51 Vb, op de laatste dag van geldigheid van de verblijfsvergunning regulier onder de beperking ˜verblijf als Amv.

Amv die in afwachting zijn van een beslissing op de aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜voortgezet verblijf worden in het bezit gesteld van het verblijfsdocument conform bijlage 7f2 VV (W2-document), voor zover zij niet reeds in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding.

Indien er sprake is van een te late indiening van de aanvraag om verlenging of de aanvraag om wijziging van de beperking, is het gestelde in B1/5.1 van toepassing.

De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜verblijf als Amv wordt in de hierboven genoemde gevallen ten hoogste verlengd tot de dag waarop de vreemdeling meerderjarig wordt.

5.1. Overgangsrecht

Bijzonder overgangsrecht voor achttienjarigen

Indien er sprake is van een eerste beslissing op de asielaanvraag waarbij ambtshalve een vergunning op grond van het beleid inzake Amv wordt verleend, geldt het volgende.

Indien betrokkene vууr 4 januari 2001 (ingangsdatum huidige beleid) achttien jaar oud is geworden, en hij op grond van het toenmalig geldende beleid inzake Amv in aanmerking komt voor verblijf, dient voor de periode tot en met 3 januari 2001 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜verblijf als Amv te worden verleend. Vanaf 4 januari 2001 komt betrokkene op grond van artikel 9.4 Vb in aanmerking voor een verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet verblijf.

Indien betrokkene op of na 4 januari 2001 achttien jaar oud is geworden, wordt aan hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜verblijf als Amv verleend tot de datum waarop hij achttien jaar oud wordt. Vanaf de datum waarop betrokkene achttien jaar oud wordt, komt hij in aanmerking voor een verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet verblijf op grond van artikel 9.4 Vb.

Als er sprake is van een eerste beslissing op de asielaanvraag en de vreemdeling is inmiddels achttien, dan wordt in deze gevallen de asielaanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜voortgezet verblijf. De vreemdeling hoeft deze vergunning dus niet apart aan te vragen.

Begeleide minderjarige vreemdelingen

De ABRvS heeft in haar uitspraak van 14 mei 2003 (20031352/1) geoordeeld dat de beslissing van destijds, om aan een minderjarige vreemdeling de verblijfsvergunning te weigeren omdat hij begeleid was, niet in overeenstemming is met de Vw. Daarom is de volgende voorziening getroffen voor hen die voor hun achttiende verjaardag een tweede aanvraag indienen.

Een Amv, aan wie een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜verblijf als Amv wordt verleend, kan in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet verblijf op grond van artikel 3.52 Vb:

op de dag dat hij meerderjarig wordt; dan wel

op de dag dat hij, als de beslissing in de eerste procedure volgens de nieuwe inzichten was genomen, in aanmerking zou zijn gekomen voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.51 Vb.

Hierbij gelden de volgende (cumulatieve) voorwaarden:

de eerdere asielaanvraag van betrokkene dateert van op of na 4 januari 2001 (ingangsdatum huidige beleid inzake Amv en het per 20 juli 2004 afgeschafte beleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen);

aan betrokkene is in de eerste procedure een verblijfsvergunning op grond van het beleid inzake Amv geweigerd omdat betrokkene werd aangemerkt als een begeleide minderjarige vreemdeling;

als de beslissing in de eerste procedure volgens de nieuwe inzichten was genomen, was betrokkene in aanmerking gekomen voor bedoelde verblijfsvergunning (ex-tunctoetsing naar het moment van de eerste beschikking); en

als de beslissing in de eerste procedure volgens de nieuwe inzichten was genomen, dan zou betrokkene op grond van zijn verblijfsvergunning uiteindelijk in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet verblijf.

Zie voor het beleid inzake de uitgeprocedeerde begeleide vreemdeling die nog minderjarig is B14/2.10.3.2.

Uitgeprocedeerde meerderjarigen

De overgangsregeling kan niet van toepassing zijn op personen die op het moment van aanvraag inmiddels meerderjarig zijn geworden. Het is immers niet mogelijk een verblijfsvergunning op grond van het beleid inzake Amv te verlenen aan een meerderjarige en het is niet mogelijk een verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet verblijf te verlenen aan een vreemdeling die niet reeds in het bezit is van een verblijfsvergunning.

Om dit te ondervangen is op grond van artikel 3.6, tweede lid, Vb een nieuw artikel 3.17a gevoegd in het VV. Hierdoor is het mogelijk geworden om ambtshalve, in het kader van een asielaanvraag, een verblijfsvergunning te verlenen onder de beperking ˜verblijf als meerderjarige ex-bama, zie voor het beleid terzake B14/2.10.3.3.

De verblijfsvergunning onder de beperking ˜verblijf als meerderjarige ex-bama kan ten tijde van de eerste verlenging, indien de houder hiertoe een aanvraag indient, worden gewijzigd in een verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet Verblijf op grond van artikel 3.52 Vb.

§6. Na verblijf op grond van het buitenschuldcriterium

Op grond van artikel 3.51, eerste lid, onder d, Vb kan aan een vreemdeling aan wie verblijf is verleend omdat hij buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken op aanvraag een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜voortgezet verblijf worden verleend, indien:

a. hij drie jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken;

b. hij nog immer voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning op grond van het bijzonder beleid voor de vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken; en

c. er overigens geen gronden voor weigering zijn.

§7. Klemmende redenen van humanitaire aard

Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50 of 3.51 Vb (zie B16/2 tot en met B16/6), kan op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voortgezet verblijf worden toegestaan (zie artikel 3.52 Vb). In individuele gevallen, waarin niet aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf wordt voldaan, wordt altijd bezien of het voortgezet verblijf moet worden aanvaard op grond van klemmende redenen van humanitaire aard.

(Huwelijks)relatie

Indien de (huwelijks)relatie op grond waarvan het verblijf was toegestaan binnen drie jaar na verblijfsaanvaarding en anders dan door overlijden, is verbroken, wordt voortgezet verblijf toegestaan, indien sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die daartoe aanleiding geven. De beoordeling of in het concrete geval op grond van een dergelijke combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard in het voortgezet verblijf van de vreemdeling behoort te worden berust, is aan de Minister.

Klemmende redenen van humanitaire aard kunnen zijn gelegen in:

a. de situatie van alleenstaande vrouwen in het land van herkomst;

b. de maatschappelijke positie van vrouwen in het land van herkomst;

c. de vraag of in het land van herkomst een naar maatstaven van dat land aanvaardbaar te achten opvang aanwezig is;

d. de zorg die de vrouw/ouder heeft voor kinderen die in Nederland zijn geboren en/of een opleiding volgen; en

e. aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie.

De vreemdeling die zich hierop beroept, geeft aan welke klemmende redenen van humanitaire aard naar zijn mening tot aanvaarding van zijn voortgezet verblijf dienen te leiden en onderbouwt zijn beroep met ter zake relevante gegevens en bescheiden. Het is nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf aan te geven dat er sprake is van een dergelijke combinatie van factoren, en die met ter zake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Hij is daartoe de meest gerede partij. Indien het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt de vreemdeling hiertoe een termijn van twee weken gegund. Bij de beoordeling van het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard, wordt altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de vreemdeling worden afgewogen tegen die van de staat.

ad a, b en c.

Bij de beoordeling wordt in voorkomende gevallen rekening gehouden met de situatie van vreemdelingen en hun eventuele kinderen, die tegen hun wil en zonder identiteits- en verblijfsdocumenten in het land van herkomst zijn achtergelaten (zie ten aanzien hiervan tevens B1/5.1, B1/5.3.2, en B16/7).

Aan de hand van de door de vreemdeling overgelegde informatie omtrent factoren 1, 2 en 3 kan de IND zonodig een individueel ambtsbericht opvragen bij het Ministerie van BuZa.

ad d.

Van belang is de mate van worteling in de Nederlandse samenleving en de mogelijkheid om het familie- en gezinsleven elders voort te zetten.

ad e

Aan deze laatste factor wordt in de belangenafweging een zwaar gewicht toegekend. Dit betekent dat naast deze factor niet aan ййn van de andere factoren (nummers 1-4) dient te worden getoetst. Geweld, waaronder seksueel geweld dat heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie, wordt aangetoond aan de hand van een proces-verbaal van de aangifte en een verklaring van een (vertrouwens)arts.

In gevallen waarin het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld, dus zonder dat betrokkene aangifte van (seksueel) geweld heeft gedaan, kan geweld worden aangetoond door middel van een verklaring van het OM dan wel van de politie. Tevens is een verklaring van een (vertrouwens)arts vereist.

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 17 oktober 2003. Dit is de datum waarop de brief van de Minister, waarin deze regeling wordt aangekondigd, aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Indien er een beroep wordt gedaan op (seksueel) geweld, zonder dat dit op de voorgaande wijze kan worden aangetoond, kan dit betrokken worden bij de beoordeling of sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die aanleiding geven voortgezet verblijf toe te staan.

Verruimde gezinshereniging en ouderenbeleid

Indien binnen drie jaar na verblijfsaanvaarding, niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van verruimde gezinshereniging of het ouderenbeleid (zie B2/7), wordt voortgezet verblijf toegestaan, indien er sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die daartoe aanleiding geven. De beoordeling of in het concrete geval op grond van een dergelijke combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard in het voortgezet verblijf van de vreemdeling behoort te worden berust, is aan de Minister.

De vreemdeling die zich hierop beroept, geeft aan welke klemmende redenen van humanitaire aard naar zijn mening tot aanvaarding van zijn voortgezet verblijf dienen te leiden en onderbouwt zijn beroep met terzake relevante gegevens en bescheiden. Het is nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf aan te geven dat er sprake is van een dergelijke combinatie van factoren, en die met terzake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Hij is daartoe de meest gerede partij. Indien het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt de vreemdeling hiertoe een termijn van twee weken gegund. Bij de beoordeling van het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard, wordt altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de vreemdeling worden afgewogen tegen die van de staat.

Indien binnen drie jaar na verblijfsaanvaarding aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie heeft geleid tot verbreking van de familierelatie, wordt hieraan in de belangenafweging een zwaar gewicht toegekend. Dit betekent dat, indien het ondervonden geweld binnen de familie is aangetoond, de vreemdeling in aanmerking komt voor voortgezet verblijf. Geweld, waaronder seksueel geweld, dat heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de familierelatie, wordt aangetoond aan de hand van een proces-verbaal van de aangifte en een verklaring van een (vertrouwens)arts.

In gevallen waarin het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld, dus zonder dat betrokkene aangifte van (seksueel) geweld heeft gedaan, kan geweld worden aangetoond door middel van een verklaring van het OM dan wel van de politie. Ook in dat geval is een verklaring van een (vertrouwens)arts vereist.

Medische noodsituatie

Na drie jaar verblijf als houder van een verblijfsvergunning onder de beperking ˜verblijf vanwege medische noodsituatie kan de vreemdeling op grond van artikel 3.52 Vb een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ˜voorgezet verblijf, indien de medische noodsituatie naar het oordeel van de Minister nog ten minste ййn jaar zal duren. De vreemdeling moet gedurende de gehele periode hebben voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.

Slachtoffer/getuige-aangever van mensenhandel

Een slachtoffer of getuige-aangever van mensenhandel aan wie voor de duur en in het belang van het strafproces tijdelijk verblijf in Nederland was toegestaan en die van oordeel is dat het verblijf dient te worden voortgezet om onaanvaardbare gevolgen bij terugzending te voorkomen, kan een beroep doen op artikel 3.52 Vb.

Van de volgende categorieлn slachtoffers kan de aanvraag om voortgezet verblijf, mits zich verder geen algemene weigeringsgrond voordoet, in ieder geval worden ingewilligd:

a. slachtoffers die aangifte hebben gedaan ten behoeve van, of op andere wijze medewerking hebben verleend aan een strafzaak die uiteindelijk heeft geleid tot een veroordeling;

b. slachtoffers die aangifte hebben gedaan ten behoeve van, of op andere wijze medewerking hebben verleend aan een strafzaak die uiteindelijk niet heeft geleid tot een veroordeling, die op het moment van de rechterlijke uitspraak reeds gedurende drie jaar of langer op basis van een verblijfsvergunning op grond van B9 in Nederland verblijven.

Ad. a

Indien de aangifte of het op andere wijze verlenen van medewerking aan een strafzaak door het slachtoffer, terzake mensenhandel tot een veroordeling van de verdachte heeft geleid, wordt aangenomen dat terugkeer voor het slachtoffer risico met zich brengt.

Ten aanzien van de strafzaak is van belang dat het slachtoffer medewerking heeft verleend aan de opsporing of vervolging van mensenhandel. Verder wordt opgemerkt dat een veroordeling op grond van ййn van de andere in de strafzaak ten laste gelegde misdrijven ook voldoende is, mits mensenhandel een onderdeel vormt van de tenlastelegging.

Indien het slachtoffer een aanvraag doet om voortgezet verblijf kan deze om die reden worden ingewilligd. Hierbij is dan wel van belang dat de rechterlijke uitspraak in de strafzaak onherroepelijk is geworden doordat geen rechtsmiddel is aangewend tegen de uitspraak in eerste aanleg уf, indien wel een rechtsmiddel is aangewend, het Gerechtshof in hoger beroep uitspraak heeft gedaan.

Ad b

Om het recht op voortgezet verblijf niet geheel afhankelijk te maken van het verloop van de strafzaak zal, indien de strafzaak niet tot een veroordeling leidt, doch de uitspraak anders luidt, en er wel tenminste drie jaar is verstreken tussen de verlening van de verblijfsvergunning op grond van dit hoofdstuk en het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak, de verblijfsduur van het slachtoffer als belangrijkste humanitaire factor wegen. Hierbij is dan eveneens van belang dat de rechterlijke uitspraak in de strafzaak onherroepelijk is geworden doordat geen rechtsmiddel is aangewend tegen de uitspraak in eerste aanleg уf, indien wel een rechtsmiddel is aangewend, het Gerechtshof in hoger beroep uitspraak heeft gedaan.

Bij deze grond tot inwilliging is doorslaggevend dat het slachtoffer drie jaar of langer heeft bijgedragen aan de opsporing of de vervolging йn er een rechterlijke uitspraak is gedaan. In het geval de zaak eerder geseponeerd is geweest en de daadwerkelijke vervolging eerst na een beklag ter hand is genomen, telt de termijn van de beklagprocedure mee voor de berekening van de driejaren termijn.

De vreemdeling die onder ййn van de hierboven genoemde twee categorieлn valt, is de eerst aangewezene om dit aan te tonen middels het overleggen van een afschrift van de rechterlijke uitspraak in de strafzaak.

Sepot of vrijspraak binnen drie jaar

Indien de strafzaak is geseponeerd, er geen beklag is ingesteld, het beklag niet is gehonoreerd, of de zaak binnen drie jaar is geлindigd in vrijspraak kan het slachtoffer voortgezet verblijf aanvragen.

In deze gevallen, wordt de aanvraag om voortgezet verblijf beoordeeld conform het hiernavolgend beleid.

Aanvragen om voortgezet verblijf na afloop van de B9-regeling van vreemdelingen die niet onder ййn van de twee hierboven genoemde categorieлn vallen, waaronder slachtoffers mensenhandel wier aangifte of andersoortige medewerking niet tot een strafzaak dan wel rechterlijke uitspraak heeft geleid йn getuige-aangevers van mensenhandel, kunnen alleen voor inwilliging in aanmerking komen indien naar het oordeel van de Minister wegens bijzondere individuele omstandigheden van de vreemdeling niet gevergd kan worden dat hij Nederland verlaat.

Bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag kunnen de volgende factoren een belangrijke rol spelen:

risico van represailles jegens betrokkene en haar of zijn familie en de mate van bescherming daartegen die de autoriteiten in het land van herkomst bereid en in staat zijn te bieden;

risico van vervolging in het land van herkomst, bijvoorbeeld op grond van prostitutie;

de mogelijkheden van sociale en maatschappelijke herintegratie in het land van herkomst, rekening houdend met specifieke culturele achtergrond en het eventuele prostitutieverleden van betrokkene, duurzame ontwrichting van familierelaties, de eventuele maatschappelijke opvattingen over prostitutie en het overheidsbeleid terzake.

Indien een getuige-aangever aangifte heeft gedaan en de aangifte uiteindelijk heeft geleid tot een veroordeling van de verdachte(n), moet bij de beoordeling van het risico van represailles per geval bezien te worden of zwaar gewicht dient te worden toegekend aan deze veroordeling. Indien de veroordeling de conclusie rechtvaardigt dat in geval van de getuige-aangever bij terugkeer naar het land van herkomst gevaar voor represailles aanwezig is, kan hieraan doorslaggevende betekenis worden toegekend bij de belangenafweging op grond van artikel 3.52 Vb.

De hiervoor genoemde factoren zijn niet de enige factoren die van belang zijn voor de beoordeling of aan het slachtoffer of de getuige-aangever, op grond van klemmende redenen van humanitaire aard verblijf dient te worden toegestaan.

Buiten de reeds genoemde factoren kan bijvoorbeeld gedacht worden aan psychische problemen waarvoor de vreemdeling in Nederland in behandeling is, de zorg die de vreemdeling heeft voor kinderen die in Nederland zijn geboren of een opleiding volgen, de positie van alleenstaande vrouwen in het land van herkomst. Hierbij is nog van belang dat, indien psychische of andere medische omstandigheden worden aangevoerd, dit slechts als onderdeel van de te wegen factoren kan worden meegenomen. Indien enkel een beroep wordt gedaan op medische omstandigheden dan ligt beoordeling in het kader van het beleid medische behandeling meer in de rede.

De vreemdeling geeft aan welke klemmende redenen van humanitaire aard naar zijn mening tot voortgezet verblijf dienen te leiden en onderbouwt het beroep met terzake relevante gegevens en bescheiden. Het is nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf aan te geven welke factoren van belang zijn, en die met terzake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Hij is daartoe de meest gerede partij. Indien het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard niet, of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt de vreemdeling hiertoe een termijn van twee weken gegund. Bij de beoordeling van het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard, wordt altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de vreemdeling worden afgewogen tegen die van de Staat.

Strafzaak mensenhandel loopt na drie jaar nog

Het slachtoffer dat drie jaar op basis van een verblijfsvergunning op grond van B9 in Nederland verblijft, kan ook indien er nog een strafzaak loopt voortgezet verblijf aanvragen. In die gevallen kan de aanvraag, mits zich verder geen algemene weigeringsgrond voordoet, in ieder geval worden ingewilligd.

Amv

Indien de Amv niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.51, kan op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voortgezet verblijf worden toegestaan. Hierin voorziet artikel 3.52 Vb.

Bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 Vb kunnen indien het om een Amv gaat worden aangenomen, indien:

a. de vreemdeling tot zijn meerderjarigheid in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜verblijf als Amv;

b. hij drie jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning; en

c. hij gedurende zijn verblijf in Nederland steeds voldeed aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning op grond van het bijzonder beleid voor Amv.

Van de bevoegdheid om de vergunning in een dergelijk geval aldus te wijzigen zal geen gebruik worden gemaakt indien er een of meer van de algemene gronden voor weigering van toepassing zijn.

In afwijking van B1/4.2 en B1/4.3 wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van het feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding of niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Het betreft hier met name vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning asiel is ingetrokken, dan wel niet is verlengd, en aan wie vervolgens een verblijfsvergunning is verleend op grond van het bijzondere beleid inzake Amv. Indien deze vreemdelingen op het moment dat zij meerderjarig worden meer dan drie jaar op grond van een verblijfsvergunning in Nederland verblijven, maar nog geen drie jaar in het bezit zijn van laatstgenoemde verblijfsvergunning, kunnen zij niet op grond van artikel 3.51 Vb in aanmerking komen voor voortgezet verblijf. Van deze vreemdelingen kan, in de geest van het bijzondere beleid inzake Amv, echter niet gevergd worden dat zij na meer dan drie jaar verblijf in Nederland op grond van een verblijfsvergunning Nederland alsnog verlaten. Daarom kan in deze zaken artikel 3.52 Vb worden toegepast.

7.1. Voortgezet Verblijf op grond van de Regeling nalatenschap oude Vw

Een bijzondere categorie verblijfsvergunningen in verband met voortgezet verblijf wordt gevormd door de vergunningen die worden verleend op grond van de Regeling nalatenschap oude Vw.

Op grond van artikel 3.6 Vb en artikel 17a, onder b, VV wordt de verblijfsvergunning onder de beperking ˜afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet ambtshalve verleend (zie B14/5.4).

In verband met het bijzondere karakter van de regeling is besloten dat aan de houder van een verblijfsvergunning onder deze beperking ten tijde van de eerste verlenging een verblijfsvergunning onder de beperking ˜Voortgezet Verblijf wordt verleend op grond van artikel 3.52 Vb. Dit houdt in dat de verblijfsvergunning regulier onder de beperking ˜afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet – behoudens contra-indicaties – na ййn jaar ambtshalve wordt gewijzigd in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜voortgezet verblijf na verblijf op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet op grond van de artikelen 3.6 en 3.52 Vb en artikel 3.17a, onder c, VV.

§8. Geldigheid en rechtspositie

De aard van de verblijfsvergunning onder de beperking ˜voortgezet verblijf brengt verder met zich dat de verblijfsvergunning niet wordt ingetrokken, en de aanvraag tot verlenging niet wordt afgewezen, indien de vreemdeling niet langer voldoet aan de voorwaarden van het bijzonder beleid op grond waarvan eerder verblijf was toegestaan.

Dit laat echter onverlet dat onder toepassing van artikel 18, eerste lid, onder c, Vw de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning kan worden afgewezen als blijkt dat de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. Op grond van artikel 19 Vw kan de vergunning om dezelfde reden worden ingetrokken.

Voor wat betreft de geldigheidsduur zie artikel 3.64 Vb en B1/3.

§9. Internationale verplichtingen

Een aantal internationale verdragen, waarbij Nederland is aangesloten, kan gevolgen hebben voor het voortgezet verblijf van een vreemdeling in Nederland. Zie hiervoor B10 en B11. Indien de inmenging in het privй- en gezinsleven niet op grond van het tweede lid van artikel 8 EVRM is gerechtvaardigd, is verblijfsbeлindiging niet aan de orde en kan voortgezet verblijf op grond van artikel 8 EVRM worden aanvaard (zie B2/10).

§10. Beperking en arbeidsmarktaantekening

De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking ˜voortgezet verblijf.

Indien de eerdere verblijfsvergunning was verleend onder de beperking ˜medische behandeling of ˜verblijf vanwege medische noodsituatie luidt de arbeidsmarktaantekening: ˜arbeid uitsluitend toegestaan indien werkgever beschikt over TWV. In de overige gevallen luidt de arbeidsmarktaantekening: arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top