Beginpagina Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9.1

Bij de berekening van de periode van rechtmatig verblijf, als bedoeld in:

a. artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Wet, wordt mede betrokken de periode van verblijf op grond van de artikelen 9, 9a of 10 van de Vreemdelingenwet alsmede de periode waarin verblijfsrecht werd ontleend aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije;

b. artikel 8, onder f, g en h, van de Wet, wordt mede betrokken de periode van rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 1b, onder 3, van de Vreemdelingenwet;

c. artikel 8, onder i, van de Wet, wordt mede betrokken de periode van rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 1b, onder 4, van de Vreemdelingenwet;

d. artikel 8, onder j, van de Wet, wordt mede betrokken de periode van rechtmatig verblijf op grond van artikel 1b, onder 5 van de Vreemdelingenwet.

Artikel 9.2

[Vervallen per 01-04-2003]

Artikel 9.3

Voor de toepassing van artikel 3.14, onder c, wordt met een minderjarig kind gelijk gesteld het biologische of het juridische kind:

a. dat nog geen twintig jaren oud is en niet gehuwd of geregistreerd is, of is geweest, of met toepassing van artikel 253ha van Boek I van het Burgerlijk Wetboek meerderjarig is verklaard;

b. wiens aanvraag tot het verlenen van een vergunning tot verblijf in het kader van gezinshereniging is afgewezen op de enkele grond dat de ouder bij wie hij wil verblijven, niet beschikt over passende huisvesting;

c. wiens ouder bij wie hij wil verblijven, sedert het tijdstip waarop de vreemdeling nog geen vijftien jaren oud was, als woningzoekende is ingeschreven, en

d. dat tegelijkertijd met de overige gezinsleden om verblijf in Nederland vraagt.

Artikel 9.4

1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder u, worden verleend aan de vreemdeling die inmiddels achttien jaar oud is en aan wie een vergunning tot verblijf onder de beperking verband houdende met verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker is verleend op grond van een asielaanvraag, welke is ingediend vууr een door Onze Minister te bepalen tijdstip.

2. De aanvraag wordt niet afgewezen op de grond dat de vreemdeling nog geen drie jaren in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.51, eerste lid.

3. De aanvraag wordt niet afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet.

Artikel 9.5

1. Gedurende drie jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf, als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder u, worden verleend aan de vreemdeling, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deWet:

a. drie jaren in Nederland heeft verbleven als houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming met een persoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht, of

b. als echtgenoot, partner of kind, waaronder begrepen pleegkind of adoptiefkind, van een persoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht verblijf was toegelaten, indien deze persoon is overleden.

2. De verblijfsvergunning kan worden verleend, indien de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland heeft behouden en het hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.

Artikel 9.6

1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan worden verleend onder een beperking verband houdend met het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst, als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder h, aan de vreemdeling wiens huwelijk met een persoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht na drie jaar is ontwricht of ontbonden, indien de vreemdeling op een door Onze Minister te bepalen tijdstip op grond van dat huwelijk was toegelaten en ййn jaar direct voorafgaande aan ontwrichting of ontbinding van het huwelijk rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet in Nederland had.

2. De verblijfsvergunning wordt verleend voor de duur van ten hoogste ййn jaar, te berekenen vanaf de datum van verbreking of ontwrichting van het huwelijk, of zoveel langer als de vreemdeling wegens het ontbreken van een verblijfsvergunning geen toegang tot de arbeidsmarkt had.

3. De verblijfsvergunning kan worden gewijzigd in een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf, indien de vreemdeling uiterlijk op het moment waarop de geldigheidsduur verstrijkt, beschikt over een arbeidsplaats voor nog een jaar waarmee hij zelfstandig en duurzaam voldoende middelen van bestaan verwerft.

Artikel 9.7

Artikel 3.41, eerste lid, onder a, blijft buiten toepassing zolang geen onderwijsinstellingen bij ministeriлle regeling zijn aangewezen. In plaats daarvan blijft het oude recht van toepassing.

Artikel 9.8

Voor de toepassing van de artikelen 3.20, tweede lid, en 3.77, eerste lid, onder c, wordt onder taakstraf mede verstaan de voor inwerkingtreding van de Wet van 7 september 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemene nutte (taakstraffen) (Stb. 2000, 365) opgelegde straf tot het verrichten van arbeid ten algemene nutte, bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 9.9

1. Bij de toepassing van de artikelen 3.86, eerste lid, onder c, 3.95 en 3.98 blijft buiten beschouwing de periode van de terbeschikkingstelling, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet reeds was beлindigd.

2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de vreemdeling na beлindiging van de maatregel wederom een misdrijf heeft gepleegd, waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd.

Artikel 9.10

Indien de vreemdeling wegens afloop van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, die hem is verleend na omzetting van rechtswege van de voorwaardelijke vergunning tot verblijf op grond van artikel 115 van de Wet, een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet indient, kan deze verblijfsvergunning worden verleend voor minder dan drie achtereenvolgende jaren.

Artikel 9.11

Het Vreemdelingenbesluit wordt ingetrokken.

Artikel 9.12

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 1999 ingediende voorstel van wet tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000) (Kamerstukken I 1999–2000, nr. 26 732, nr. 263) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 9.13

Dit besluit wordt aangehaald als: Vreemdelingenbesluit 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 2000

Beatrix

De Minister van Justitie,
A. H. Korthals

De Staatssecretaris van Justitie,
M. J. Cohen

Uitgegeven de zevende december 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top