Beginpagina Hoofdstuk II. De waarderingskamer
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk II. De waarderingskamer

Hoofdstuk II. De waarderingskamer

Artikel 4

1. Er is een Waarderingskamer. De Waarderingskamer bezit rechtspersoonlijkheid.

2. De Waarderingskamer houdt toezicht op de waardebepaling en de waardevaststelling van onroerende zaken, op de uitvoering van de basisregistratie waarde onroerende zaken (basisregistratie WOZ) en op de overige in de wet geregelde onderwerpen. De colleges verschaffen de Waarderingskamer desgevraagd tijdig de voor de uitoefening van haar taak noodzakelijke gegevens.

3. De Waarderingskamer dient desgevraagd of eigener beweging Onze Minister van advies over zaken die verband houden met de inhoud en de toepassing van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald.

4. De Waarderingskamer geeft voorts uitvoering aan hetgeen haar overigens bij of krachtens de wet is opgedragen.

Artikel 5

1. De Waarderingskamer bestaat uit elf leden, waaronder de voorzitter, die worden benoemd door Onze Minister.

2. Van de andere leden dan de voorzitter worden vier leden op voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, twee leden uit de rijksbelastingdienst en twee leden op voordracht van de Unie van Waterschappen benoemd.

3. De Waarderingskamer wijst uit haar midden een plaatsvervangende voorzitter aan.

4. De leden van de Waarderingskamer worden benoemd voor ten hoogste vier jaren. Na afloop van deze termijn kunnen zij worden herbenoemd.

5. Degene die tot lid is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het ogenblik waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. Hij kan worden herbenoemd.

6. De leden kunnen te allen tijde op eigen verzoek door Onze Minister worden ontslagen. Onze Minister kan hen, gehoord de Waarderingskamer, schorsen of ontslaan.

Artikel 6

1. De Waarderingskamer heeft drie adviserende leden die worden benoemd door Onze Minister op voordracht van onderscheidenlijk Onze Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het InterProvinciaal Overleg.

2. De adviserende leden kunnen te allen tijde op eigen verzoek door Onze Minister worden ontslagen. Onze Minister kan hen op verzoek van degene die de voordracht heeft gedaan, schorsen of ontslaan.

Artikel 7

1. De Waarderingskamer kan ter uitvoering van haar taak commissies instellen, waarin ook personen van buiten de Waarderingskamer zitting kunnen hebben.

2. De Waarderingskamer en haar commissies kunnen zich doen bijstaan door deskundigen.

Artikel 8

1. De Waarderingskamer heeft een secretariaat onder leiding van een secretaris, die door Onze Minister, op voordracht van de Waarderingskamer, wordt benoemd, geschorst en ontslagen.

2. Benoeming, schorsing en ontslag van het personeel van het secretariaat geschieden door de Waarderingskamer.

3. Het secretariaat staat de Waarderingskamer in haar werkzaamheden bij.

4. De secretaris en het personeel van het secretariaat zijn niet tevens lid of adviserend lid van de Waarderingskamer.

5. De secretaris is voor de uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de Waarderingskamer.

Artikel 9

1. Het personeel van het secretariaat van de Waarderingskamer, de secretaris daaronder begrepen, is ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet.

2. De Waarderingskamer stelt bij reglement de regeling van de rechtstoestand van het personeel vast.

3. Onverminderd hetgeen reeds bij of krachtens de Ambtenarenwet is geregeld, geeft het reglement bedoeld in het tweede lid van dit artikel in ieder geval voorschriften betreffende de volgende onderwerpen:

a. aanstelling;

b. schorsing;

c. ontslag;

d. het onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid;

e. bezoldiging;

f. wachtgeld;

g. diensttijden;

h. verlof en vakantie;

i. voorzieningen in verband met ziekte;

j. bescherming bij arbeid;

k. woon-, verblijfs- en bereikbaarheidsverplichtingen;

l. medezeggenschap;

m. overige rechten en verplichtingen van het personeel;

n. disciplinaire straffen;

o. de wijze waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand en de bezoldiging van het personeel van het secretariaat;

p. een geschillenregeling met betrekking tot de onder l en o genoemde onderwerpen.

4. Artikel 126 van de Ambtenarenwet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

De Waarderingskamer stelt regels vast met betrekking tot haar werkwijze, tot die van het secretariaat, alsmede tot die van haar commissies. Tevens stelt de Waarderingskamer regels op met betrekking tot de wijze waarop overleg wordt gevoerd met de colleges en de afnemers of met hun vertegenwoordigers omtrent aangelegenheden ter zake waarvan naar haar oordeel overleg gewenst is, alsmede omtrent aangelegenheden ter zake waarvan de deelnemers aan het overleg de Waarderingskamer te kennen hebben gegeven overleg te willen voeren.

Artikel 11

1. Geschillen met betrekking tot de uitvoering van de wet tussen afnemers en colleges kunnen door de betrokken partijen worden voorgelegd aan de Waarderingskamer.

2. Het verzoek tot het in behandeling nemen van een geschil wordt ingediend door de bij het geschil betrokken partijen.

3. De Waarderingskamer beslist binnen dertien weken nadat het geschil is voorgelegd. De Waarderingskamer kan deze termijn, met redenen omkleed, eenmaal met dertien weken verlengen. Zij kan voorts de termijn verder verlengen met instemming van de betrokken partijen.

4. De Waarderingskamer is bevoegd de kosten die door haar zijn gemaakt in verband met het voorgelegde geschil in rekening te brengen aan de partijen. Zij kan beslissen dat de kosten die door partijen zijn gemaakt, worden gedragen door de in het ongelijk gestelde partij.

Artikel 12

De Waarderingskamer stelt jaarlijks voor 1 december een begroting vast voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 13

De Waarderingskamer brengt uiterlijk op 1 mei aan Onze Minister verslag uit over haar werkzaamheden en haar financieel beleid in het voorafgaande kalenderjaar, voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid daarvan van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het financieel beleid en beheer behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Het verslag wordt door de zorg van Onze Minister openbaar gemaakt.

Artikel 14

Onze Minister kan de Waarderingskamer algemene aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van haar taak.

Artikel 15

1. Onze Minister kan, de Waarderingskamer gehoord, aan het college van een gemeente een aanwijzing geven omtrent de uitvoering van de wet.

2. Onze Minister verbindt aan de aanwijzing een termijn.

3. De Waarderingskamer is bevoegd tot het doen uitvoeren van de aanwijzing op kosten van de gemeente indien het college de aanwijzing niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn heeft opgevolgd.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top