Beginpagina Hoofdstuk 2. Inburgeringsplicht
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 2. Inburgeringsplicht

Hoofdstuk 2. Inburgeringsplicht

Artikel 3

1. Inburgeringsplichtig is de vreemdeling met rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000, die:

a. anders dan voor een tijdelijk doel in Nederland verblijft, of

b. geestelijke bedienaar is.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het voortduren van de inburgeringsplicht in geval van tijdelijke beлindiging van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het tijdelijke doel, bedoeld in het eerste lid, waarbij zo veel mogelijk wordt aangesloten bij het verblijfsrecht van tijdelijke aard, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van de Vreemdelingenwet 2000.

4. De inburgeringsplicht, bedoeld in het eerste lid, wordt niet met terugwerkende kracht gevestigd.

Artikel 4

[Vervallen per 27-06-2008]

Artikel 5

1. In afwijking van artikel 3 is niet inburgeringsplichtig degene die:

a. jonger dan 16 jaar is dan wel 65 jaar of ouder is;

b. ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven;

c. beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;

d. leerplichtig of kwalificatieplichtig is;

e. aansluitend op de leerplicht of kwalificatieplicht een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een krachtens onderdeel c aangewezen diploma, certificaat of ander document;

f. heeft aangetoond te beschikken over voldoende mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en evidente kennis van de Nederlandse samenleving.

2. Evenmin is inburgeringsplichtig:

a. de persoon die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland;

b. het familielid van de persoon, bedoeld in onderdeel a, dat onderdaan is van een derde staat en dat uit hoofde van richtlijn 2004/38/EG, de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, gerechtigd is Nederland binnen te komen en er te verblijven;

c. de vreemdeling die ingevolge de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte heeft voldaan aan een inburgeringsvereiste om de status van langdurig ingezetene in de zin van richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 16) te verkrijgen;

d. de persoon die anderszins op grond van bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 kan worden opgelegd.

3. De inburgeringsplichtige die beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document, waaruit blijkt dat hij reeds beschikt over een deel van de vaardigheden en kennis, bedoeld in artikel 7, is vrijgesteld van de verplichting om dat deel van die kennis of vaardigheden te verwerven en het betreffende deel van het inburgeringsexamen te behalen.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent:

a. verdere gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht;

b. het verblijf, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en

c. de toepassing van het eerste lid, onderdeel f.

5. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen omtrent de toepassing van het tweede lid, onderdeel d.

Artikel 6

1. Het college ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien die inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden voorzien in:

a. verdere ontheffing van de inburgeringsplicht, en

b. nadere regels omtrent de toepassing van het eerste lid.

Artikel 7

1. De inburgeringsplichtige verwerft mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving. Hij draagt er zorg voor dat hij het inburgeringsexamen binnen drieлnhalf jaar behaalt. De termijn voor de oudkomer vangt niet aan dan nadat het college zulks ten aanzien van hem op grond van artikel 26 heeft bepaald.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

a. het niveau van de kennis en vaardigheden, bedoeld in het eerste lid, waarbij voor verschillende categorieлn inburgeringsplichtigen verschillende niveaus kunnen worden vastgesteld;

b. de verlenging van de termijn, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top