Beginpagina Hoofdstuk 6. Handhaving
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 6. Handhaving

Hoofdstuk 6. Handhaving

§ 1. Algemeen

Artikel 25

1. Het college kan de inburgeringsplichtige oproepen om te verschijnen en gegevens te verstrekken om toepassing te geven aan de artikelen 19, 19a, en 26.

2. Het college kan een persoon ten aanzien van wie het op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, oproepen om te verschijnen en gegevens te verstrekken die voor diens inburgeringsplichtigheid van belang zijn.

3. De in het tweede lid bedoelde gegevens kunnen betrekking hebben op:

a. het doel van het verblijf in Nederland;

b. verblijf in Nederland tijdens de leerplichtige leeftijd;

c. het bezit van diploma's, certificaten of andere documenten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, en derde lid;

d. het aansluitend op de volledige leerplicht volgen van een opleiding waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een diploma, certificaat of ander document als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c;

e. het verrichten van arbeid als geestelijke bedienaar;

f. de toepasselijkheid van een verdrag of besluit als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

g. feiten of omstandigheden die op grond van artikel 5, vierde lid, onderdeel a, kunnen leiden tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht;

h. de aanwezigheid van een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid;

i. feiten of omstandigheden die op grond van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, kunnen leiden tot ontheffing van de inburgeringsplicht.

4. De in het eerste en tweede lid bedoelde persoon geeft gehoor aan de oproep en verleent medewerking aan het onderzoek.

Artikel 26

Het college bepaalt voor de oudkomer de dag waarop de in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel b, en 18, eerste lid, bedoelde termijnen aanvangen. De termijnen vangen op dezelfde dag aan.

Artikel 27

Het college stelt de identiteit van de krachtens artikel 25 opgeroepen personen vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 28

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het oproepen van personen krachtens artikel 25.

§ 2. Bestuurlijke boete

Artikel 29

Het college legt een bestuurlijke boete op aan de krachtens artikel 25, eerste of tweede lid, opgeroepen persoon ter zake van overtreding van artikel 25, vierde lid.

Artikel 30

Het college legt een bestuurlijke boete op aan de inburgeringsplichtige ten aanzien van wie een beschikking als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, of 22, eerste lid, is gegeven, ter zake van overtreding van artikel 23, eerste lid, dan wel van de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels.

Artikel 31

1. Het college legt de inburgeringsplichtige die niet binnen de in artikel 7, eerste lid, bedoelde termijn of de op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel a of b, verlengde termijn, het inburgeringsexamen heeft behaald, een bestuurlijke boete op.

2. In afwijking van het eerste lid:

a. verlengt het college de in artikel 7, eerste lid, bedoelde termijn, indien de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft terzake van het niet behalen van het inburgeringsexamen;

b. verlengt het college de in artikel 7, eerste lid, bedoelde termijn eenmalig met ten hoogste twee jaar en zes maanden, indien aantoonbaar een alfabetiseringscursus als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt of is gevolgd voor het verstrijken van de eerder bedoelde termijn, of

c. verleent het college ontheffing van de inburgeringsplicht, indien het college op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het tweede lid.

Artikel 32

Het college stelt in de boetebeschikking, bedoeld in artikel 31, eerste lid, een nieuwe termijn van ten hoogste twee jaren waarbinnen de inburgeringsplichtige na het bekendmaken van de boetebeschikking alsnog het inburgeringsexamen moet behalen.

Artikel 33

1. Het college legt de inburgeringsplichtige die binnen de krachtens artikel 32 vastgestelde termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, een bestuurlijke boete op. Artikel 31, tweede en derde lid, en artikel 32 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Zolang de inburgeringsplichtige na het verstrijken van de krachtens het eerste lid gestelde termijn het inburgeringsexamen nog steeds niet heeft behaald, legt het college iedere twee jaar een bestuurlijke boete op. Artikel 31, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 34

De bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan:

a. 250 voor het handelen in strijd met artikel 25;

b. 500 voor het handelen in strijd met artikel 23, eerste lid, of de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels;

c. 500 voor het niet naleven van artikel 7, eerste lid;

d. 1000 voor het niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 gestelde termijnen.

Artikel 35

De gemeenteraad stelt bij verordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

Artikel 36

Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien artikel 30, 31, eerste lid, of 33 is overtreden.

Artikel 37

Het college legt geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de inkomensvoorziening kan worden verlaagd op grond van artikel 41 van de Wet investeren in jongeren, dan wel indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, vierde lid, aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.

Artikel 38

[Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 39

[Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 40

[Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 41

[Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 42

[Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 43

[Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 44

1. Het college, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de eigenrisicodrager kunnen de bestuurlijke boete verrekenen met algemene bijstand of verrekenen met dan wel inhouden op een uitkering op grond van een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, vierde lid, aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.

2. Indien degene aan wie een boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van een van de socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen, bedoeld in het eerste lid, die wordt uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de eigenrisicodrager, betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de eigenrisicodrager desgevraagd aan het college het bedrag van de boete.

3. Het college, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de eigenrisicodrager zijn niet bevoegd tot verrekening dan wel inhouding voorzover beslag op hun vordering nietig zou zijn.

Artikel 45

[Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 46

[Vervallen per 01-07-2009]

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top