Beginpagina Hoofdstuk 3. Zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 3. Zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg

Hoofdstuk 3. Zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg

Afdeling 1. Het recht op verlof in verband met zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg

§ 1. Verlofvorm

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Artikel 3:1

1. De vrouwelijke werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

2. Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een aan de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling.

3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.

4. Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de vrouwelijke werknemer op grond van artikel 29a, tweede lid, van de Ziektewet ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op zwangerschapsverlof, maar dat verlof nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij zwangerschapsverlof heeft genoten.

Adoptieverlof

Artikel 3:2

1. De werknemer heeft in verband met de adoptie van een kind recht op verlof zonder behoud van loon.

2. Het recht op verlof in verband met adoptie bestaat gedurende een tijdvak van achttien weken en bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken. Het recht bestaat vanaf twee weken vууr de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de werknemer aan de werkgever overgelegd document waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.

3. Indien als gevolg van een adoptieverzoek tegelijkertijd twee of meer kinderen feitelijk ter adoptie worden opgenomen, bestaat het recht op verlof slechts ten aanzien van ййn van die kinderen.

4. Het eerste, tweede en derde lid en de artikelen 3:3, tweede lid, 3:4 en 3:5 zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onder d.

§ 2. Melding

Meldingsverplichting

Artikel 3:3

1. De vrouwelijke werknemer meldt aan de werkgever:

a. de dag met ingang waarvan zij het zwangerschapsverlof opneemt uiterlijk drie weken voor die dag;

b. haar bevalling uiterlijk op de tweede dag volgend op die van de bevalling.

2. De werknemer meldt aan de werkgever het opnemen van het verlof in verband met adoptie zo mogelijk uiterlijk drie weken voor de dag van ingang van het verlof onder opgave van de omvang van het verlof. Bij de melding worden documenten gevoegd waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.

§ 3. Nadere voorschriften

Compensatie met vakantie-aanspraken

Artikel 3:4

Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer zijn arbeid niet verricht wegens het verlof, bedoeld in de artikelen 3:1en 3:2, kunnen niet worden aangemerkt als vakantie.

§ 4. Mate van gebondenheid

Artikel 3:5

1. Behoudens het tweede lid kan van deze afdeling niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

2. In geval van buitengewone omstandigheden als bedoeld in de Coцrdinatiewet uitzonderingstoestanden kan Onze Minister van Defensie voor de militaire ambtenaar afwijken of doen afwijken van de artikelen 3:1 en 3:2.

Afdeling 2. Uitkering in verband met zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg

§ 1. De werknemer en de gelijkgestelde

Begrippen werknemer, gelijkgestelde en werkgever

Artikel 3:6

1. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, met uitzondering van degene die op grond van de Eerste Afdeling, Paragraaf 2, van de Ziektewet geen werknemer in de zin van die wet is;

b. gelijkgestelde: degene die geen werknemer is als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, doch

1В°. op grond van de Eerste Afdeling, Paragraaf 2, van de Ziektewet, met uitzondering van artikel 8a, wel werknemer in de zin van die wet is, of

2В°. op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht heeft op de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten;

c. werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1:1, onderdeel a, of de artikelen 10, 11 of 12 van de Ziektewet.

2. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt mede verstaan onder:

a. werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, die vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet;

b. gelijkgestelde: degene die geen werknemer is als bedoeld in onderdeel a doch wel vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet.

Recht op uitkering voor de werknemer

Artikel 3:7

1. De vrouwelijke werknemer heeft gedurende de periode dat het zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, recht op uitkering.

2. De werknemer heeft gedurende de periode dat het verlof in verband met adoptie of de opname van een pleegkind wordt genoten overeenkomstig artikel 3:2, tweede lid of vierde lid, recht op uitkering.

Recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling voor de vrouwelijke gelijkgestelde

Artikel 3:8

1. De vrouwelijke gelijkgestelde heeft in verband met haar zwangerschap en bevalling recht op uitkering gedurende ten minste zestien weken.

2. Het recht op uitkering in verband met zwangerschap vangt aan zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Indien de vrouwelijke gelijkgestelde dat wenst vangt het recht op uitkering in verband met zwangerschap aan op een later tijdstip, doch uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling.

3. Het recht op uitkering in verband met bevalling vangt aan op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat de uitkering in verband met zwangerschap tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.

4. Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de vrouwelijke gelijkgestelde ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op uitkering in verband met zwangerschap maar die uitkering nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij uitkering in verband met zwangerschap heeft genoten.

Recht op uitkering in verband met adoptie of pleegzorg voor de gelijkgestelde

Artikel 3:9

1. De gelijkgestelde heeft in verband met de adoptie van een kind recht op uitkering.

2. Het recht op uitkering in verband met adoptie bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken gedurende een tijdvak van achttien weken. Het tijdvak van achttien weken gaat in twee weken vууr de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de werknemer aan de werkgever overgelegd document waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.

3. Indien als gevolg van een adoptieverzoek tegelijkertijd twee of meer kinderen feitelijk ter adoptie worden opgenomen, bestaat het recht op uitkering slechts ten aanzien van ййn van die kinderen.

4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onder d.

Recht op uitkering bij nawerking

Artikel 3:10

1. Een recht op uitkering als bedoeld in de artikelen 3:7, eerste lid, en 3:8, eerste lid, komt mede toe aan de vrouw wier bevalling waarschijnlijk is onderscheidenlijk plaatsvindt, binnen een periode van tien weken na het tijdstip dat zij niet langer werknemer of gelijkgestelde is als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid.

2. Een recht op uitkering als bedoeld in de artikelen 3:7, tweede lid, en 3:9, eerste lid, komt mede toe aan de persoon die, op de eerste dag dat een kind feitelijk ter adoptie is opgenomen, korter dan tien weken geen werknemer of gelijkgestelde meer is als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid.

3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de persoon die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onder d.

De aanvraag van uitkering via de werkgever

Artikel 3:11

1. De vrouwelijke werknemer of gelijkgestelde, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling doet de aanvraag daartoe door tussenkomst van de werkgever bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschapsverlof onderscheidenlijk de datum waarop zij het recht op uitkering wil laten ingaan. Bij die aanvraag wordt gemeld:

a. de vermoedelijke datum van bevalling, onder overlegging van de verklaring van een arts of van een verloskundige waarin die datum is aangegeven;

b. de datum waarop het zwangerschapsverlof ingaat dan wel de datum waarop de gelijkgestelde het recht op uitkering wil laten ingaan.

2. De werknemer of gelijkgestelde, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van een uitkering in verband met adoptie of pleegzorg, doet de aanvraag daartoe door tussenkomst van de werkgever bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het verlof in verband met adoptie of pleegzorg onderscheidenlijk de datum waarop hij het recht op uitkering wil laten ingaan. Bij de aanvraag worden documenten gevoegd waaruit blijkt dat een kind ter adoptie of pleegzorg is of zal worden opgenomen en wanneer die opneming ter adoptie of pleegzorg heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. Bij die aanvraag wordt de datum waarop het verlof in verband met adoptie of pleegzorg ingaat gemeld dan wel de datum waarop hij het recht op uitkering wil laten ingaan.

3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in bijzondere gevallen ten gunste van de werknemer of gelijkgestelde afwijken van het eerste en tweede lid.

De rechtstreekse aanvraag van uitkering

Artikel 3:12

1. Indien de vrouwelijke gelijkgestelde, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, geen werkgever heeft, doet zij de aanvraag daartoe bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk twee weken voor de datum waarop zij het recht op uitkering wil laten ingaan. Artikel 3:11, eerste lid, tweede volzin, is van toepassing.

2. Indien de gelijkgestelde, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van uitkering in verband met adoptie of pleegzorg, geen werkgever heeft, doet hij de aanvraag daartoe bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk twee weken voor ingang van de datum waarop hij het recht op uitkering wil laten ingaan. Artikel 3:11, tweede lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.

3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in bijzondere gevallen ten gunste van de gelijkgestelde afwijken van het eerste en tweede lid.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gelijkgestelde mede verstaan degene die recht op uitkering heeft op grond van artikel 3:10.

De hoogte van de uitkering

Artikel 3:13

1. De uitkering, bedoeld in deze paragraaf, bedraagt per dag het dagloon.

2. Het dagloon wordt voor de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, en de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, vastgesteld en herzien overeenkomstig de vaststelling en herziening met betrekking tot de werknemer, bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet, op grond van de artikelen 15 en 16 van die wet en de daarop berustende bepalingen.

3. Het dagloon wordt voor de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, vastgesteld overeenkomstig artikel 68 van de Ziektewet en de regels op grond van artikel 71, onderdeel d, van die wet.

De uitbetaling van de uitkering

Artikel 3:14

1. De betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.

2. De uitkering wordt betaald over iedere dag, doch niet over de zaterdagen en de zondagen.

3. De artikelen 40, 41, 42, 47a, 48 en 85 van de Ziektewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Financiering

Artikel 3:15

De op grond van deze paragraaf te betalen uitkeringen en de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen komen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds met uitzondering van hetgeen op grond van artikel 108, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet financiering sociale verzekeringen ten laste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, bedoeld in artikel 106 van die wet.

Van overeenkomstige toepassing zijnde artikelen

Artikel 3:16

1. Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:

a. ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 19a en 19b;

b. ter zake van herziening of intrekking: artikel 30a;

c. ter zake van overlijden: de artikelen 1, tweede tot en met zevende lid, en 35;

d. ter zake van oproeping en ondervraging: artikel 37;

e. ter zake van ontheffing in verband met gemoedsbezwaren: artikel 43;

f. ter zake van maatregelen: artikel 45, eerste lid, onderdelen e, h, i en j, en tweede tot en met zesde lid;

g. ter zake van de inlichtingenverplichting: artikel 49;

h. ter zake van de uitvoering: de artikelen 51, 53 tot en met 56 en 59;

i. ter zake van de termijn waarbinnen op het bezwaarschrift moet zijn beslist: artikel 74;

j. ter zake van het beroep in cassatie: artikel 75c;

k. [vervallen;]

l. ter zake van de toepasselijkheid van de Algemene termijnenwet: artikel 89;

m. ter zake van terugvordering: de artikelen 33 tot en met 34a;

n. ter zake van vervreemding, verpanding en volmacht tot ontvangst: artikel 50;

o. ter zake van bestuurlijke boeten: de artikelen 45a tot en met 45g;

p. ter zake van het afzien van het horen van de belanghebbende: artikel 72d.

2. De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

3. In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.

4. Artikel 35, derde lid, van de Ziektewet is van overeenkomstige toepassing ongeacht of het recht op uitkering met ingang van de dag na het overlijden binnen een maand zou zijn geлindigd.

§ 2. De zelfstandige en de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst

Artikel 3:17. Het begrip zelfstandige en beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst

1. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst: de werknemer, bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Ziektewet, geen werknemer in de zin van die wet is;

b. zelfstandige: de persoon, jonger dan 65 jaar, die:

1В°. in Nederland woont en die winst uit onderneming geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;

2В°. niet in Nederland woont en die belastbare winst uit onderneming geniet als bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;

3В°. anders dan uit dienstbetrekking inkomsten uit tegenwoordige arbeid geniet;

4В°. anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft;

5В°. directeur-grootaandeelhouder is en het werk tot stand brengt uitsluitend voor rekening en risico van de onderneming van de rechtspersoon waarvan hij directeur-grootaandeelhouder is;

6В°. anders dan in dienstbetrekking of als zelfstandige als bedoeld in de onderdelen 1° tot en met 5° meewerkt in de onderneming van een echtgenoot of geregistreerde partner.

2. Door Onze Minister worden, in overeenstemming met Onze Minister van Financiлn, regels gesteld omtrent hetgeen onder directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in het eerste lid onderdeel 5°, wordt verstaan.

Recht op uitkering voor de zelfstandige en de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst

Artikel 3:18

1. De vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst heeft gedurende de periode dat het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, recht op uitkering.

2. De vrouwelijke zelfstandige heeft in verband met haar zwangerschap en bevalling recht op uitkering gedurende tenminste zestien weken.

3. Het recht op uitkering in verband met zwangerschap vangt aan zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Indien de vrouwelijke zelfstandige dat wenst, vangt het recht op uitkering in verband met zwangerschap aan op een later tijdstip, doch uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling.

4. Het recht op uitkering in verband met bevalling vangt aan op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat de uitkering in verband met zwangerschap tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.

5. Voor de toepassing van het vierde lid worden dagen waarover de vrouwelijke zelfstandige ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op uitkering in verband met zwangerschap maar die uitkering nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij uitkering in verband met zwangerschap heeft genoten.

6. Geen recht op uitkering heeft de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdeel a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000

7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden afgeweken van het zesde lid ten aanzien van:

a. vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten, dan wel hebben verricht;

b. vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.

8. Zo nodig in afwijking van het zesde en het zevende lid en de daarop berustende bepalingen, bestaat recht op een uitkering voor de persoon voor wie dit recht voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie en bestaat geen recht op een uitkering voor de persoon op wie op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het zesde lid en van artikel 3:17, eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring van verzekerden.

Recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling voor de zelfstandige [Vervallen per 01-08-2004]

Artikel 3:19

[Vervallen per 01-08-2004]


Recht op uitkering in verband met adoptie of pleegzorg voor de zelfstandige [Vervallen per 01-08-2004]

Artikel 3:20

[Vervallen per 01-08-2004]

Uitkering terzake van vervanging

Artikel 3:21

1. De vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst kan een recht op uitkering op grond van artikel 3:18, tezamen met het recht op vakantie-uitkering daarover, genieten in de vorm van een uitkering ter zake van vervanging.

2. Toekenning van een uitkering ter zake van vervanging, bedoeld in het eerste lid, is uitsluitend mogelijk:

a. indien ter vervanging van de vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst een persoon werkzaam is gedurende de periode dat het recht op uitkering bestaat, en

b. de persoon die als vervanger werkzaam is, ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling, die zich krachtens haar statuten ten doel stelt arbeidskrachten ter beschikking te stellen.

Aanvraag van uitkering

Artikel 3:22

1. De vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, doet de aanvraag daartoe bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschapsverlof. Bij die aanvraag wordt gemeld:

a. de vermoedelijke datum van bevalling, onder overlegging van de verklaring van een arts of van een verloskundige waarin die datum is aangegeven;

b. de datum waarop het zwangerschapsverlof, respectievelijk het recht op uitkering, bedoeld in artikel 3:18, tweede lid, ingaat;

c. of zij de uitkering wil genieten in de vorm van een uitkering ter zake van vervanging.

2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in bijzondere gevallen ten gunste van de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst afwijken van het eerste lid.

De hoogte van de uitkering

Artikel 3:23

1. De uitkering in verband met zwangerschap en bevalling wordt overeenkomstig artikel 8 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen berekend naar de grondslag met dien verstande dat bij de overeenkomstige toepassing van het derde lid van dat artikel voor В«intreden van zijn arbeidsongeschiktheid als beroepsbeoefenaarВ» wordt gelezen: de ingangsdatum van het recht op uitkering.

2. De uitkering, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per dag 100% van de grondslag.

3. Zo nodig in afwijking van het tweede lid en van artikel 3:29, derde lid, onder b, bedraagt de uitkering in verband met zwangerschap en bevalling 100% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, indien de vrouwelijke zelfstandige in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin het recht op uitkering ontstaat als zelfstandige, aan werkzaamheden voor ййn of meer ondernemingen tenminste het aantal uren heeft besteed dat is vermeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

De hoogte van de uitkering terzake van vervanging

Artikel 3:24

De uitkering ter zake van vervanging bedraagt de grondslag, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, vermeerderd met het bedrag aan premies en aan vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij uitbetaling als uitkering in verband met zwangerschap en bevalling daarover verschuldigd zou zijn.

De uitbetaling van de uitkering

Artikel 3:25

1. De betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.

2. De uitkering wordt betaald over iedere dag, doch niet over de zaterdagen en de zondagen.

3. De uitkering ter zake van vervanging wordt uitbetaald aan de instelling bedoeld in artikel 3:21, tweede lid, onderdeel b.

4. De artikelen 55, tweede tot en met vijfde lid, 55a, 57, 62 en 66 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen zijn van overeenkomstige toepassing.

Financiering

Artikel 3:26

De op grond van deze paragraaf te betalen uitkeringen en de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen komen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Van overeenkomstige toepassing zijnde artikelen

Artikel 3:27

1. Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:

a. ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 7a, 7b, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a en 21b;

b. ter zake van herziening of intrekking: artikel 18;

c. ter zake van de vakantie-uitkering: de artikelen 25 tot en met 27, 40 en 60;

d. ter zake van oproeping en ondervraging: de artikelen 41, eerste lid, en 42;

e. ter zake van maatregelen: de artikelen 45, 46, onderdeel d, en 47;

f. ter zake van de inlichtingenverplichting: artikel 70;

g. ter zake van de uitvoering: artikel 81;

h. ter zake van de termijn waarbinnen op het bezwaarschrift moet zijn beslist: artikel 96, eerste lid;

i. ter zake van het beroep in cassatie: artikel 98;

j. [vervallen;]

k. ter zake van terugvordering: artikel 63, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, in afwijking van het eerste lid van dat artikel, onder bij dat besluit te bepalen omstandigheden, een uitkering ter zake van vervanging niet wordt teruggevorderd;

l. ter zake van vervreemding, verpanding en volmacht tot ontvangst: artikel 66;

m. ter zake van bestuurlijke boeten: de artikelen 48 tot en met 54;

n. ter zake van het afzien van het horen van de belanghebbende: artikel 95b.

2. De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

3. Artikel 56 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is van overeenkomstige toepassing op een uitkering op grond van deze paragraaf met uitzondering van de uitkering ter zake van vervanging.

4. Ter zake van overlijden zijn de artikelen 1, tweede tot en met zevende lid, 61 en 67, onderdeel b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

a. het derde lid van artikel 61 wordt toegepast ongeacht of het recht op uitkering met ingang van de dag na het overlijden binnen een maand zou zijn geлindigd;

b. indien een uitkering is toegekend in de vorm van een uitkering ter zake van vervanging, de overlijdensuitkering wordt betaald overeenkomstig het eerste lid van artikel 61, als was de uitkering toegekend als uitkering in verband met zwangerschap en bevalling of adoptie. Het zevende lid van artikel 61 blijft daarbij buiten toepassing.

5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen handelt overeenkomstig artikel 45 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen indien de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst of de vrouwelijke zelfstandige zich niet houdt aan het voorschrift, bedoeld in artikel 3:22, eerste lid.

6. Op de instelling, bedoeld in artikel 3:21, tweede lid, onderdeel b, is artikel 70, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Slotbepalingen

Controlevoorschriften

Artikel 3:28

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan controlevoorschriften vaststellen. Deze voorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van deze afdeling.

Samenloop

Artikel 3:29

1. Indien een persoon over dezelfde periode op grond van dezelfde paragraaf zowel recht heeft op een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling als op een uitkering in verband met adoptie of pleegzorg, wordt haar de uitkering in verband met adoptie of pleegzorg of ter zake van vervanging in verband met adoptie of pleegzorg niet uitbetaald.

Indien een persoon over dezelfde periode op grond van dezelfde paragraaf zowel recht heeft op een uitkering in verband met adoptie als op een uitkering in verband met pleegzorg wordt hem de uitkering in verband met pleegzorg of ter zake van vervanging in verband met pleegzorg niet uitbetaald.

2. Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 1 als op een uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling, wordt hem de uitkering op grond van paragraaf 2 uitbetaald voorzover deze de uitkering op grond van paragraaf 1 van deze afdeling overtreft. Indien de uitkering op grond van paragraaf 1 geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd op grond van enig handelen of nalaten dat de betrokkene kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit lid die uitkering in aanmerking genomen alsof die weigering niet heeft plaatsgevonden.

3. Indien een vrouwelijke zelfstandige of een vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst over eenzelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 1, als op een uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling, worden haar, in afwijking van het tweede lid, zowel de uitkering op grond van zowel paragraaf 1, als de uitkering op grond van paragraaf 2 uitbetaald, mits de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst niet vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet en voor zover:

a. werkzaamheden als vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst worden verricht; en

b. de uitkering op grond van paragraaf 1 en de uitkering op grond van paragraaf 2 samen niet meer bedragen dan 100% van de som van de inkomsten uit of in verband met arbeid die de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst ontving op de dag direct voorafgaande aan de dag waarop recht op uitkering op grond van afdeling 2, paragraaf 1, en de uitkering op grond van afdeling 2, paragraaf 2, ontstaat.

4. Indien een gelijkgestelde als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, over dezelfde periode tevens uit andere hoofde recht heeft op ййn of meerdere uitkeringen op grond van paragraaf 1, wordt de uitkering van die gelijkgestelde uitbetaald voorzover deze uitkering samen met de andere uitkeringen niet meer bedraagt dan 100% van het dagloon dat ten grondslag ligt aan de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.

5. Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 1 van deze afdeling als op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan het hoogste van de daglonen, die aan die uitkeringen ten grondslag liggen.

6. Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling als op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, wordt:

a. indien de grondslag van de eerstgenoemde uitkering lager is dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of daaraan gelijk is, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering;

b. indien de grondslag van de eerstgenoemde uitkering hoger is dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan de grondslag van de eerstgenoemde uitkering;

c. indien het recht op eerstgenoemde uitkering ontstaat in het tijdvak van 52 weken bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, in afwijking van de onderdelen a en b, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze de arbeidsongeschiktheidsuitkering overtreft.

7. Voor de toepassing van het derde tot en met vijfde lid wordt onder arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, uitkering op grond van paragraaf 1 van deze afdeling en uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling tevens verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van die arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en die uitkeringen recht bestaat, voor zover die vakantie-uitkering over dezelfde periode is berekend.

8. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd op grond van enig handelen of nalaten dat de betrokkene kan worden verweten, wordt voor de toepassing van het vierde en vijfde lid de arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking genomen alsof die weigering niet heeft plaatsgevonden.

Overgangsrecht zelfstandigen en beroepsbeoefenaren op arbeidsovereenkomst

Artikel 3:30

1. Op de zelfstandige, bedoeld in artikel 3:17, onderdeel a, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ, van wie de vermoedelijke of feitelijke bevallingsdatum valt binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel dan wel die binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel feitelijk een kind ter adoptie of pleegzorg heeft opgenomen, blijft hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ van toepassing met betrekking tot die bevalling dan wel die opneming.

2. Op de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 3:17, onderdeel b, zoals dat onderdeel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ, die binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel feitelijk een kind ter adoptie of pleegzorg heeft opgenomen, blijft hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, zoals dat luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ van toepassing met betrekking tot die opneming.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid komen de onder toepassing van dit artikel te betalen uitkeringen en de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top