Beginpagina Hoofdstuk 4. Wedertoelating
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 4. Wedertoelating

Hoofdstuk 4. Wedertoelating

§1. Inleiding

Artikel 3.53 Vb geeft het kader aan waarbinnen aan Oud-Nederlanders verblijf kan worden toegestaan in het kader van wedertoelating. De in het eerste en tweede lid, onder a, van artikel 3.53 Vb genoemde groepen oud-Nederlanders zijn niet limitatief. Het tweede lid, onder b, van dit artikel geeft de mogelijkheid in de Vc ook ten aanzien van andere categorieлn oud-Nederlanders verblijfsregelingen op te nemen.

De artikelen 3.54 en 3.55 Vb geven het kader aan waarbinnen de Minister in andere gevallen eveneens de bevoegdheid heeft om verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd in het kader van wedertoelating te verlenen.

Artikel 3.92 Vb geeft het kader aan waarbinnen de Minister de bevoegdheid heeft om een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd in het kader van wedertoelating te verlenen.

Artikel 3.49 Vb geeft aan wanneer verblijf kan worden toegestaan aan een vreemdeling, die een verzoek, als bedoeld in artikel 17 Rwn, tot vaststelling van zijn Nederlanderschap heeft ingediend.

Indien aan de voorwaarden van deze artikelen is voldaan, is de Minister bevoegd de verblijfsvergunning te verlenen, doch niet verplicht.

Het eerste deel van dit hoofdstuk zet uiteen wanneer en onder welke voorwaarden de verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde en onbepaalde tijd in het kader van wedertoelating kunnen worden verleend. Het tweede deel van het hoofdstuk behandelt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in afwachting van het verzoek ex artikel 17 Rwn.

Daarnaast zijn de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw van toepassing. De verblijfsvergunning wordt derhalve niet verleend, indien niet wordt voldaan aan een of meer van die algemene voorwaarden, tenzij hieronder anders is bepaald.

§2. Oud-Nederlanders

2.1. Algemeen

Als oud-Nederlanders kunnen in ieder geval worden aangemerkt:

vreemdelingen die door naturalisatie het Nederlanderschap hebben verloren; hierbij kan gedacht worden aan de zogenaamde spijtemigranten uit landen als de Verenigde Staten van Amerika, Canada, Australiл, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika;

vrouwen die door of in verband met hun huwelijk het Nederlanderschap hebben verloren;

vreemdelingen die voor 1 januari 1985 het Nederlanderschap hebben verloren wegens het zich zonder Koninklijk verlof begeven in vreemde krijgs- of staatsdienst (zie artikel 7, onder 4, Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap van 1892) en nadien (eventueel) een vreemde nationaliteit hebben verworven.

2.2. Vergunning regulier bepaalde tijd wedertoelating

2.2.1. Oud-Nederlanders die geboren en getogen zijn in Nederland

2.2.1.1. Verblijfsvoorwaarden

Ten aanzien van de oud-Nederlanders die in Nederland zijn geboren en getogen, geldt dat, op grond van het feit dat zij in die periode als Nederlander in Nederland hebben verbleven, zij geacht worden zodanig sterke banden met Nederland te hebben opgebouwd en na hun vertrek uit Nederland te hebben behouden, dat zij met voorbijgaan aan een aantal algemene voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor verblijf in Nederland (zie artikel 3.53, eerste lid, Vb).

De aanvraag wordt niet afgewezen indien:

de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 3.53, derde lid, Vb);

de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 3.53, derde lid, Vb).

Tegen het verblijf van de vreemdeling mag geen bezwaar bestaan uit oogpunt van openbare orde of nationale veiligheid.

2.2.2. Buiten Nederland geboren meerderjarige oud-Nederlanders

De meerderjarige oud-Nederlander die buiten Nederland is geboren en die woont in een ander land dan dat waarvan hij onderdaan is, kan in aanmerking komen voor verblijf in Nederland, indien er naar het oordeel van de Minister sprake is van bijzondere banden met Nederland (zie artikel 3.53, tweede lid, onder a, Vb).

2.2.2.1. Verblijfsvoorwaarden

De verblijfsvergunning kan worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

de vreemdeling is meerderjarig;

de vreemdeling woont in een ander land dan dat waarvan hij onderdaan is;

de vreemdeling dient als Nederlander of als Nederlands onderdaan hier te lande of op de Nederlandse Antillen of Aruba minstens de helft van het basisonderwijs te hebben gevolgd of gedurende de minderjarigheid een opleiding te hebben gevolgd, die meer dan destijds gebruikelijk was, op Nederland zelf was gericht dan wel door andere omstandigheden, zoals opvoeding, maatschappelijke positie en/of dienstbetrekking (zie bijvoorbeeld KNIL-militairen met pensioen en ambtenaren in Nederlandse dienst), nauwe banden met Nederland te hebben verkregen; en

er is voldaan aan de algemene toelatingsvoorwaarden van artikel 16 Vw (zie B1).

2.2.2.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

De vreemdeling dient in ieder geval gegevens en bescheiden met betrekking tot de duur en de aard van het eerdere verblijf in Nederland te overleggen.

2.2.3. Oud-Nederlanders (artikel 15, eerste lid, aanhef onder d, Rwn)

Aan de meerderjarige vreemdeling die het Nederlanderschap heeft verloren omdat hij na de totstandkoming van zijn naturalisatie heeft nagelaten al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen, kan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden verleend (zie artikel 14 Vw).

2.2.3.1. Verblijfsvoorwaarden

De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden verleend aan de vreemdeling die:

a. het Nederlanderschap op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, Rwn heeft verloren;

b. op het moment waarop het Nederlanderschap werd verleend ten minste drie aaneengesloten jaren op grond van artikel 8, onder a, b, e, of l, Vw rechtmatig in Nederland verbleef;

c. het hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst;

d. geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid; en

e. wier aanvraag is ontvangen binnen zes maanden na bekendmaking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is ingetrokken.

De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning wordt niet afgewezen op de enkele grond dat:

de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv (zie B1/5.1);

de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Ad b.

Bij de berekening van de periode van drie jaren wordt mede betrokken de periode waarin de vreemdeling direct voorafgaande aan de verkrijging van het Nederlanderschap rechtmatig in Nederland verbleef op grond van artikel 9, 9a of 10 Vw (oud).

Ad d.

Het gevaar voor de openbare orde wordt beoordeeld aan de hand van de maatstaven die zijn aangelegd voor verblijfsbeлindiging (de glijdende schaal; zie B1/5.3.6). Bij de vaststelling van de verblijfsduur wordt mede betrokken de periode waarin de vreemdeling als Nederlander in Nederland heeft verbleven. Onder strafmaat wordt verstaan de totale duur van de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, met inbegrip van die welke bij al dan niet onherroepelijk geworden uitspraak zijn opgelegd in de periode waarin de vreemdeling het Nederlanderschap bezat en in de periode na het verlies van het Nederlanderschap.

2.2.3.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

Bij de aanvraag overlegt de vreemdeling, naast een geldig document voor grensoverschrijding, in ieder geval:

a. gegevens en bescheiden met betrekking tot de duur en de aard van het eerdere verblijf in Nederland;

b. een afschrift van de kennisgeving tot naturalisatie;

c. brieven waarin hij door de Minister wordt gewezen op de verplichting om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit(en); en

d. een afschrift van het besluit waarbij het Nederlanderschap is ingetrokken.

2.2.4. Oud-Nederlanders (artikel 15, eerste lid, aanhef onder b, Rwn)

2.2.4.1. Verblijfsvoorwaarden

Verblijf kan worden verleend aan de vreemdeling:

a. die het Nederlanderschap heeft verloren door het afleggen van een verklaring van afstand, nadat het Nederlanderschap is verleend en voordat het Nederlanderschap met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, Rwn zou worden ingetrokken; en

b. wiens aanvraag is ontvangen binnen zes maanden na het verlies van het Nederlanderschap.

Wat betreft de voorwaarden is het bepaalde in B4/2.2.3.1 en B4/2.3.1 van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) of voor onbepaalde tijd (zie artikel 20 Vw).

Ad b. Indien de betrokkene na de naturalisatie – doch voordat het Nederlanderschap werd ingetrokken – zelf afstand doet van de Nederlandse nationaliteit wordt de termijn van zes maanden berekend vanaf de dag na die waarop de verklaring is afgelegd.

2.2.4.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

Naast de in paragraaf B4/2.2.3.2 genoemde bescheiden, met uitzondering van een afschrift van het besluit waarbij het Nederlanderschap is ingetrokken, overlegt de vreemdeling bij de aanvraag een uittreksel uit de GBA waaruit de datum blijkt waarop afstand is gedaan van de Nederlandse nationaliteit.

2.3. Vergunning regulier onbepaalde tijd

2.3.1. Oud-Nederlanders (artikel 15, eerste lid, aanhef onder d, Rwn)

Aan de meerderjarige vreemdeling die het Nederlanderschap heeft verloren omdat hij na de totstandkoming van zijn naturalisatie heeft nagelaten al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen, kan een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd (zie artikel 20 Vw) worden verleend, indien:

a. op het moment waarop het Nederlanderschap werd verleend ten minste vijf aaneengesloten jaren op grond van artikel 8, onder a, b, e, of l, Vw rechtmatig in Nederland verbleef; en

b. wordt voldaan aan de overige in B4/2.2.3.1 genoemde verblijfsvoorwaarden.

Ad a.

Bij de berekening van de periode van vijf jaren wordt mede betrokken de periode waarin de vreemdeling voor de inwerkingtreding van de Vw rechtmatig in Nederland verbleef op grond van artikel 9, 9a of 10 Vw (oud).

De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning wordt niet afgewezen indien:

de vreemdeling op het moment waarop de aanvraag is ontvangen niet gedurende een tijdvak van vijf jaren aaneengesloten rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad op grond van artikel 8, onder a, c, e dan wel l, Vw;

de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Voor wat betreft de bij de aanvraag over te leggen bescheiden wordt verwezen naar B4/2.2.3. Het gestelde in deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing.

§3. Remigratie en terugkeeroptie (op grond van artikel 8 Remigratiewet)

Er zijn twee soorten regelingen op grond waarvan een vreemdeling na definitief vertrek naar het buitenland wederom naar Nederland kan terugkeren. Het betreft hier de terugkeeroptie op grond van het bepaalde bij en krachtens artikel 8 Remigratiewet (zie B4/3.1 en B4/3.2) en de sedert jaar en dag bestaande (voorheen in B21/5 van de Vc (oud) geregelde) terugkeeroptie voor vreemdelingen die als minderjarige kinderen met hun remigrerende ouders uit Nederland zijn geremigreerd (zie B4/4 en B4/5).

3.1. Verblijfsrechtelijke positie vууr remigratie

De remigratiewet is van toepassing op:

een meerderjarige vreemdeling, bedoeld in artikel 1, onder e, Rwn, die behoort tot een minderheidsgroep;

een meerderjarige Nederlander, die niet tevens een andere nationaliteit bezit, die behoort tot een minderheidsgroep en die verklaart bereid te zijn al hetgeen te doen wat in redelijkheid mogelijk is, om de nationaliteit van het bestemmingsland met bekwame spoed te verkrijgen.

Vorenstaande impliceert dat mensen met een dubbele nationaliteit eerst afstand moeten doen van de Nederlandse nationaliteit alvorens ze in aanmerking kunnen komen voor remigratievoorzieningen, waarna alleen de vreemde nationaliteit overblijft en betrokkene weer vreemdeling wordt in de zin van de Vw. Voor een toelichting op het begrip ˜minderheidsgroep wordt verwezen naar de Nota van Toelichting bij de Remigratiewet, onder paragraaf 3.1.

3.1.1. Verblijfsvoorwaarden

De meerderjarige vreemdeling die naast de Nederlandse nationaliteit tevens een vreemde nationaliteit bezat, en die met het oog op remigratie op grond van de Remigratiewet, afstand heeft gedaan van de Nederlandse nationaliteit, kan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden verleend.

De verblijfsvergunning kan worden verleend, indien de vreemdeling de volgende bescheiden overlegt:

een verklaring van de SVB die er toe strekt dat in beginsel positief zal worden beslist op de aanvraag om remigratievoorzieningen, mits afstand wordt gedaan van de Nederlandse nationaliteit; en

een afschrift van de verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit en een verklaring van de ambtenaar burgerzaken dat de afstandsverklaring is ontvangen.

De aanvraag wordt niet afgewezen wegens het ontbreken van een mvv, het ontbreken van voldoende zelfstandige middelen van bestaan, de openbare orde of de nationale veiligheid.

3.2. Verblijfsrechtelijke positie na remigratie

3.2.1. Vergunning regulier bepaalde tijd voor wedertoelating

3.2.1.1. Verblijfsvoorwaarden

De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) kan onder de beperking verband houdende met wedertoelating worden verleend aan de vreemdeling:

a. wiens aanvraag om wedertoelating op grond van de terugkeerregeling op grond van het bepaalde bij en krachtens artikel 8 van de Remigratiewet is ontvangen binnen ййn jaar na de remigratie uit Nederland met toepassing van de Remigratiewet (zie artikel 3.55, eerste lid, Vb);

b. die niet eerder gebruik heeft gemaakt van de terugkeerregeling; en

c. die direct voorafgaande aan de remigratie uit Nederland:

1. gedurende een ononderbroken periode van ten minste drie jaren rechtmatig in Nederland verbleef als houder van een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd (zie artikel 14 of 28 Vw en artikel 3.55, eerste lid, onder a, Vb); of

2. in Nederland op grond van een geldige verblijfsvergunning verbleef als minderjarig kind van een persoon die zelf op grond van de Remigratiewet in aanmerking wordt gebracht voor wedertoelating, voorzover beiden tegelijkertijd uit Nederland zijn geremigreerd en beiden tegelijkertijd om wedertoelating hebben gevraagd (zie artikel 3.55, eerste lid, onder b, Vb);

3. in Nederland op grond van een geldige verblijfsvergunning verbleef als minderjarig kind van de persoon genoemd onder c, sub 1°, met die persoon uit Nederland is geremigreerd op grond van artikel 8 Remigratiewet, binnen een jaar na de remigratie meerderjarig is geworden en die binnen dat jaar om wedertoelating heeft gevraagd (zie artikel 3.55, eerste lid, onder c, Vb).

De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning wordt niet afgewezen indien:

de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv;

de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 3.55, tweede lid, Vb).

Ad a. Uit de Remigratiewet volgt dat het moet gaan om remigratie op grond van die wet. Vreemdelingen die eerder of anders zijn geremigreerd, kunnen aan de terugkeeroptie op grond van het bepaalde bij en krachtens artikel 8 Remigratiewet geen aanspraken op wedertoelating ontlenen.

Ad c, 1. Bij de berekening van de periode van drie jaren wordt mede betrokken de periode waarin de vreemdeling voor de inwerkingtreding van de Vw rechtmatig in Nederland verbleef als houder van een vergunning tot verblijf onder beperking op grond van artikel 9 Vw (oud).

3.2.1.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

Bij de aanvraag overlegt de vreemdeling, naast een geldig document voor grensoverschrijding, in ieder geval:

a. een afschrift van de beschikking van de SVB, waarin het recht op de basisvoorzieningen of de remigratievoorzieningen is toegekend en waarin de vertrekdatum is vermeld; en

b. een afschrift van de daarbij behorende bijlage, waaruit de ingangsdatum van de eerder verleende verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk doel en de ononderbroken duur van het eerdere verblijf van de vreemdeling in Nederland blijkt.

3.2.2. Vergunning regulier onbepaalde tijd

3.2.2.1. Verblijfsvoorwaarden

De verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd (zie artikel 20 Vw) kan worden verleend aan de vreemdeling:

a. wiens aanvraag om wedertoelating op grond van het bepaalde bij en krachtens artikel 8 van de Remigratiewet is ontvangen binnen ййn jaar na de remigratie uit Nederland met toepassing van de Remigratiewet;

b. voorzover die vreemdeling niet eerder gebruik heeft gemaakt van de terugkeerregeling; en

c. die direct voorafgaande aan de remigratie uit Nederland:

als Nederlander in Nederland verbleef (zie artikel 3.94, aanhef en onder a, Vb);

in Nederland verbleef als houder van een verblijfsvergunning asiel of regulier voor onbepaalde tijd (zie artikel 20 of 33 Vw en zie artikel 3.94, aanhef en onder b, Vb); of

gedurende een ononderbroken periode van ten minste vijf jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, c, e dan wel l, Vw in Nederland had.

De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt niet afgewezen op de grond dat de vreemdeling:

a. op het moment waarop de aanvraag is ontvangen niet gedurende een tijdvak van vijf jaren aaneengesloten rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad op grond van artikel 8, onder a, c, e dan wel l, Vw;

b. niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 3.94 Vb);

In de gevallen, waarbij tevens is voldaan aan het middelenvereiste, wordt een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met toepassing van artikel 21 Vw verleend met de aantekening EG-langdurig ingezetene. Indien niet wordt voldaan aan het middelenvereiste wordt een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met toepassing van artikel 21a Vw verleend op nationale gronden.

3.2.2.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

Zie het gestelde in B4/3.2.1.2.

§4. Vergunning regulier bepaalde tijd terugkeeroptie (minderjarigen)

Deze terugkeeroptie moet worden onderscheiden van de terugkeeroptie op grond van artikel 8 Remigratiewet. Deze regeling ziet op de minderjarige vreemdeling, aan wie in het kader van wedertoelating een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden verleend (zie artikel 14 Vw).

4.1. Verblijfsvoorwaarden

De verblijfsvergunning kan aan de minderjarige vreemdeling worden verleend indien:

a. in diens opvang en wettelijke vertegenwoordiging in Nederland is voorzien (zie artikel 3.54, eerste lid, Vb); en

b. vanaf zijn vierde levensjaar tien jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, of als Nederlander (zie artikel 3.54, eerste lid, onder a, Vb); of

c. vууr indiening van de aanvraag vijf jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, of als Nederlander, en voor wie Nederland naar het oordeel van de Minister het meest aangewezen land is (zie artikel 3.54, eerste lid, onder b, Vb).

De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning wordt niet afgewezen op de grond dat:

de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv (zie artikel 3.71 Vb); of

de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 3.54, derde lid, Vb).

Ad b. Ten aanzien van de onder b bedoelde groep wordt, door de jeugdige leeftijd waarop de betrokken vreemdeling Nederland heeft verlaten, aangenomen dat de beslissing om Nederland te verlaten niet bewust en weloverwogen is gemaakt. Tevens wordt a priori aangenomen dat de banden met Nederland sterker zijn dan de banden met het land van herkomst. De betrokken vreemdeling heeft na het vierde levensjaar ten minste tien jaren rechtmatig in Nederland verbleven en in die periode het grootste deel van zijn schoolopleiding in Nederland gevolgd. Overigens behoeft het rechtmatig verblijf op grond van onderdeel a. niet aaneengesloten te zijn. Evenmin is noodzakelijk dat het rechtmatig verblijf is begonnen toen de vreemdeling vier jaar oud was. Voldoende is, dat de vreemdeling tien jaar rechtmatig heeft verbleven tussen het vierde jaar en zijn meerderjarigheid. Het vereiste dat de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning moet zijn ontvangen voordat de vreemdeling meerderjarig wordt, stelt veilig dat de banden met het land van herkomst – die mettertijd sterker zullen worden naarmate het verblijf van de vreemdeling aldaar duurt – minder sterk zijn dan de banden met Nederland.

Ad c. Ten aanzien van de onder c bedoelde categorie vreemdelingen, kan niet voorshands worden aangenomen dat de banden met Nederland sterker zijn dan de banden met het land van herkomst. Voor een dergelijk oordeel zijn aanvullende feiten en omstandigheden van belang. In de hierbedoelde gevallen zal van geval tot geval worden beoordeeld of Nederland het meest aangewezen land is voor de desbetreffende vreemdeling. Bij die beoordeling kunnen worden betrokken de reden van de remigratie, de duur van het verblijf in Nederland en in het land van herkomst, de in Nederland en in het buitenland gevolgde schoolopleiding, de in Nederland en in het buitenland opgedane werkervaring en de kennis van de Nederlandse taal. De vreemdeling is de meest gerede partij om over deze factoren zo veel mogelijk gegevens te verstrekken.

Ad b en c. Bij de berekening van de perioden van vijf respectievelijk tien jaren wordt mede betrokken de periode waarin de vreemdeling voor de inwerkingtreding van de Vw rechtmatig in Nederland verbleef op grond van artikel 9 of 10 Vw (oud).

4.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

Bij de aanvraag overlegt de vreemdeling, naast een geldig document voor grensoverschrijding, in ieder geval, gegevens en bescheiden met betrekking tot de duur en de aard van het eerdere verblijf in Nederland.

§5. Vergunning regulier onbepaalde tijd terugkeeroptie (meerderjarigen)

Het eerste lid van artikel 3.92 Vb geeft het kader van een beperkte terugkeeroptie voor vreemdelingen die tijdens de minderjarigheid in Nederland hebben verbleven en naar het land van herkomst zijn teruggekeerd en inmiddels meerderjarig zijn geworden. Deze regeling correspondeert met de verblijfsregeling ten aanzien van de minderjarigen die tijdens hun minderjarigheid vijf jaren of langer in Nederland hebben verbleven en in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met wedertoelating.

5.1. Verblijfsvoorwaarden

De verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd (zie artikel 21a, eerste lid, onder a, Vw) kan worden verleend aan de meerderjarige vreemdeling die:

a. tussen zijn vierde en zijn negentiende levensjaar gedurende een periode van ten minste tien jaren op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw in Nederland heeft verbleven en wiens aanvraag is ontvangen voor het drieлntwintigste levensjaar (zie artikel 3.92, eerste lid, onderdeel a, onder 10, Vb); of

b. voor het negentiende levensjaar gedurende een ononderbroken periode van ten minste vijf jaren op grond van artikel 8, onder a tot en met e, of m, Vw in Nederland heeft verbleven, en voor wie Nederland naar het oordeel van de Minister het meest aangewezen land is (zie artikel 3.92, eerste lid, onderdeel a, onder 20, Vb).

De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt niet afgewezen op de grond dat (zie artikel 21 Vw en artikel 3.92, eerste lid, en artikel 3.93, derde lid, Vb):

a. a de vreemdeling op het moment waarop de aanvraag is ontvangen niet gedurende een tijdvak van vijf jaren aaneengesloten rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad op grond van artikel 8, onder a, c, e dan wel l, Vw (zie artikel 3.92, eerste lid, Vb en B1/6);

b. b niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 3.93, derde lid, Vb en B1/7).

Ad a

In dit geval wordt een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met toepassing van artikel 21 Vw verleend met de aantekening EG-langdurig ingezetene.

Ad b

In dit geval wordt een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met toepassing van artikel 21a Vw verleend op nationale gronden.

Voor de overige bepalingen inzake verlening en afwijzing van de vergunning tot verblijf voor onbepaalde duur zie B1/6 en B1/7.

5.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

Zie het gestelde onder B4/4.2.

§6. Beoordeling openbare orde

Voor de gevallen genoemd in B4/3.2.1, B4/3.2.2, B4/4 en B4/5 wordt het gevaar voor de openbare orde beoordeeld aan de hand van de maatstaven die zijn aangelegd voor verblijfsbeлindiging (zie artikelen 3.54, derde lid, Vb en 3.55, tweede lid, Vb en voor de glijdende schaal zie B1/5.3.6). Bij de vaststelling van de verblijfsduur wordt betrokken de periode waarin de vreemdeling voor de remigratie uit Nederland, op grond van artikel 8, onder a t/m e dan wel l, Vw of voor de inwerkingtreding van de Vw op grond van artikel 9, 9a of 10 Vw (oud) in Nederland heeft verbleven. Onder strafmaat wordt verstaan de totale duur van de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, met inbegrip van die welke bij al dan niet onherroepelijk geworden uitspraak zijn opgelegd nadat het rechtmatig verblijf in Nederland is beлindigd.

§7. Beperking en arbeidsmarkaantekening

De in B4/2.2, B4/3.1, B4/3.2.1 en B4/4 genoemde verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend onder de beperking 'wedertoelating'. Bij de verlening wordt de arbeidsmarktaantekening gesteld 'Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist'.

Bij de in B4/3.1 genoemde verblijfsvergunning wordt in aanvulling op het bovenstaande in het paspoort de aantekening geplaatst ˜in afwachting van remigratievoorzieningen.

§8. Geldigheidsduur van de verblijfsvergunning

Voor de regels voor de geldigheidsduur waarvoor de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend, wordt verwezen naar het gestelde in B1/3.

Verblijfsvergunning in afwachting van remigratievoorzieningen

De vergunning, als bedoeld in B4/3.1, wordt verleend voor de duur van ten hoogste zes maanden of zoveel korter als het daadwerkelijke vertrek uit Nederland.

Bij overschrijding van die termijn is verlenging van de vergunning in principe niet mogelijk, tenzij de remigrant van de overschrijding van die termijn redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

§9. Aard van het verblijfsrecht

Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, onder b, Rwn en artikel 19, eerste lid, onder f, Vw is het verblijfsrecht, met uitzondering van het verblijfsrecht genoemd in B4/3.1, niet-tijdelijk van aard.

§10. Verlenging en intrekking van de verblijfsvergunning

De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ˜wedertoelating wordt niet afgewezen om de reden dat niet meer wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend.

Gegeven de aard van de toelatingsgrond – een periode van eerder verblijf in Nederland – zal het zich niet voordoen dat de verblijfsvergunning die is verleend onder de beperking ˜wedertoelating kan worden ingetrokken, omdat niet meer wordt voldaan aan de beperking. Wel is het uiteraard mogelijk dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt, die hebben geleid tot de verlening van de verblijfsvergunning. Verblijfsbeлindiging om die reden is niet uitgesloten.

§11. Verblijfsvergunning in afwachting van verzoek ex artikel 17 Rwn

Artikel 3.49 Vb verschaft de basis om aan personen die een verzoek, als bedoeld in artikel 17 Rwn, hebben ingediend tot vaststelling van het Nederlanderschap een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen (zie artikel 14 Vw).

11.1. Verblijfsvoorwaarden

De verblijfsvergunning kan worden verleend aan de persoon die op grond van artikel 86, tweede lid, Wet GBA, bij de rechtbank te -Gravenhage een verzoek, als bedoeld in artikel 17 Rwn, heeft ingediend, indien:

a. dat verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond is ontbloot;

b. die persoon hangende de beslissing op het verzoek om vaststelling van het Nederlanderschap ingevolge een beslissing van de Minister niet als vreemdeling uit Nederland zal worden verwijderd;

c. de persoon zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst; en

d. de persoon geen gevaar is voor de openbare orde of nationale veiligheid.

De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning wordt niet afgewezen op de enkele grond dat de vreemdeling:

a. niet beschikt over een geldige mvv;

b. niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;

c. niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Ad a en b De beoordeling van de vraag of het verzoek ex artikel 17 Rwn klaarblijkelijk van elke grond is ontbloot, en de beslissing of de persoon hangende de beslissing op dat verzoek als vreemdeling uit Nederland zal worden verwijderd, geschiedt uitsluitend bij de IND.

11.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheiden

Bij de aanvraag overlegt de vreemdeling in ieder geval een volledig afschrift van het verzoek ex artikel 17 Rwn.

11.3. Beperking en arbeidsmarktaantekening

De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking ˜in afwachting verzoek ex artikel 17 Rwn.

Bij de verlening wordt de arbeidsmarktaantekening gesteld ˜Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist.

11.4. Geldigheidsduur van de verblijfsvergunning

De verblijfsvergunning wordt verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste een jaar of zoveel korter als de rechtbank te -Gravenhage uitspraak zal doen.

11.5. Aard van het verblijfsrecht

Voor de toepassing artikel 8, eerste lid, onder b, Rwn en artikel 18, eerste lid, onder f, Vw is het verblijfsrecht tijdelijk van aard. De houder van deze vergunning komt mitsdien niet in aanmerking voor naturalisatie.

11.6. Verlenging geldigheidsduur van de verblijfsvergunning

De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning wordt niet afgewezen indien:

de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;

de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Nadat de rechtbank te ˜s-Gravenhage uitspraak heeft gedaan op het verzoek ex artikel 17 Rwn, wordt de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet afgewezen om enkele reden dat niet meer wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend, indien:

de vreemdeling cassatieberoep heeft ingesteld, waarop nog geen arrest is gewezen;

de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd; en

de vreemdeling hangende het cassatieberoep ingevolge een beslissing van de Minister niet als vreemdeling uit Nederland zal worden verwijderd, omdat het verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is. Beoordeling geschiedt door de IND.

Indien het openbare orde criterium wordt tegengeworpen, wordt betrokkene niet uitgezet, zolang op de procedure ex artikel 17 Rwn niet is beslist.

De vreemdeling overlegt in ieder geval een volledig afschrift van het cassatieberoepschrift.

De geldigheidsduur van de vergunning kan worden verlengd met maximaal een jaar of zoveel korter als de Hoge Raad uitspraak zal doen.

§12. Buiten Nederland wegens detentie, militaire dienst of uitzending

Het verblijf van de vreemdeling die tijdelijk buiten Nederland heeft verbleven voor het vervullen van de militaire dienstplicht of wegens detentie, wordt niet beлindigd wegens de verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland, indien:

a. de vreemdeling binnen zes maanden na beлindiging van die dienstplicht of detentie in het bezit van een geldige verblijfsvergunning regulier naar Nederland terugkeert; of

b. zo de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) is verstreken, de door de vreemdeling ingediende aanvraag om wedertoelating is ontvangen binnen zes maanden na beлindiging van die dienstplicht of detentie.

Ad b.

Indien de geldigheidsduur van verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) tijdens het verblijf van de houder buiten Nederland in verband met de militaire dienstplicht of detentie is verstreken, wordt de aanvraag om wedertoelating aangemerkt als een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, indien de aanvraag is ontvangen binnen zes maanden na beлindiging van die dienstplicht of detentie.

Afhankelijke gezinsleden

Indien het verblijfsrecht van de vreemdeling niet wordt beлindigd, wordt het van diens verblijfsrecht afhankelijke verblijfsrecht van de in Nederland achterblijvende gezinsleden evenmin beлindigd om de enkele reden dat zij (tijdelijk) niet beschikken over voldoende zelfstandige middelen van bestaan en (tijdelijk) niet feitelijk met de vreemdeling samenwonen.

Indien die afhankelijke gezinsleden de vreemdeling vergezellen, wordt hun aanvraag om wedertoelating aangemerkt als aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, indien:

de aanvraag tegelijk met die van de vreemdeling is ontvangen binnen zes maanden nadat de militaire dienstplicht of detentie is beлindigd; en

de afhankelijke gezinsleden voorafgaande aan hun vertrek uit Nederland daarvan kennis hebben gegeven aan de Korpschef.

Een en ander geldt ook voor de afhankelijke gezinsleden van Nederlanders die buiten Nederland zijn gedetineerd of hun dienstplicht vervullen.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top