De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 7. Kwekersrecht

Hoofdstuk 7. Kwekersrecht

Paragraaf 1. De aanspraak op verlening van kwekersrecht

Artikel 49

1. Kwekersrecht kan worden verleend voor rassen van alle tot het plantenrijk behorende gewassen, voor zover het rassen betreft die nieuw, onderscheidbaar, homogeen en bestendig zijn.

2. Een ras wordt als nieuw aangemerkt indien op het tijdstip van indiening van de aanvraag tot verlening van kwekersrecht geen teeltmateriaal of geoogst materiaal van het ras is verkocht of anderszins ter beschikking is gesteld aan derden, door of met toestemming van de kweker, met het oog op de exploitatie van het ras, voor een periode:

a. in Nederland: niet langer geleden dan een jaar voorafgaande aan het in de aanhef bedoelde tijdstip;

b. buiten Nederland: hetzij niet langer geleden dan vier jaar, hetzij, ingeval van bomen of wijnstokken, niet langer geleden dan zes jaar, voorafgaande aan het in de aanhef bedoelde tijdstip.

3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt het feit, dat materiaal van een ras reeds aan anderen ter beproeving is verstrekt, niet aan de kweker van dat ras of zijn rechtverkrijgende tegengeworpen.

4. Een ras wordt als onderscheidbaar aangemerkt indien het duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan op het tijdstip van indiening van de aanvraag algemeen bekend is. In ieder geval worden als algemeen bekend beschouwd rassen waarvoor in enig land een aanvraag tot verlening van kwekersrecht of tot inschrijving van dat ras in een officieel rassenregister is ingediend, vanaf de datum van de aanvraag, mits de aanvraag leidt of heeft geleid tot verlening van kwekersrecht of inschrijving in het rassenregister.

5. Een ras wordt als homogeen aangemerkt, indien wordt voldaan aan artikel 35, derde lid.

6. Een ras wordt als bestendig aangemerkt indien wordt voldaan aan artikel 35, vierde lid.

7. Om te bepalen of een ras voldoet aan de in het vierde tot en met het zesde lid bedoelde voorwaarden, wordt onder verantwoordelijkheid van de Raad een technisch onderzoek uitgevoerd. De kenmerken waartoe het onderzoek zich uitstrekt en de eisen waaraan het onderzoek voldoet, worden bij ministeriлle regeling vastgesteld. Hierbij kunnen regels worden gesteld over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de Raad ten behoeve van het technisch onderzoek van een ras gebruik kan maken van reeds met betrekking tot dat ras bestaande onderzoeksrapporten of van de resultaten van door de aanvrager zelf verrichte onderzoeken en bij de teelt opgedane praktische ervaringen.

Artikel 50

1. De aanspraak op verlening van kwekersrecht komt uitsluitend toe aan de kweker.

2. Indien het ras buiten Nederland hetzij door een natuurlijke persoon, die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, hetzij door een rechtspersoon zonder zetel in Nederland, is gekweekt of ontdekt en ontwikkeld, bestaat gelijke aanspraak op verlening van kwekersrecht voor zover Nederland krachtens een internationale overeenkomst gehouden is kwekersrecht te verlenen.

3. Indien een ras buiten Nederland is gekweekt of ontdekt en ontwikkeld, terwijl de in het tweede lid bedoelde gehoudenheid niet bestaat, kan voor het ras kwekersrecht worden verleend, indien het een ras betreft waarvoor zowel in het land waar het ras is gekweekt als in Nederland kwekersrecht kan worden verleend.

Artikel 51

1. Indien de kweker een ras heeft gekweekt of heeft ontdekt en ontwikkeld in het kader van een dienstbetrekking of in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van diensten ten behoeve van een ander, anders dan tegen loon, welke dienstbetrekking of overeenkomst met zich brengt, dat de kweker kweek- of ontwikkelingsarbeid verricht met betrekking tot het gewas, waartoe het ras behoort, komt de aanspraak op verlening van kwekersrecht in afwijking van artikel 50 toe aan de werkgever dan wel de opdrachtgever dan wel de rechtverkrijgende van de werkgever of opdrachtgever.

2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, heeft de kweker aanspraak op een vergoeding naar billijkheid, tenzij een zodanige vergoeding reeds geacht kan worden begrepen te zijn in het door de kweker genoten loon of in de door deze genoten voordelen.

3. Elk beding waarbij van het tweede lid wordt afgeweken, is nietig.

Artikel 52

Indien twee of meer personen, anders dan in het geval bedoeld in artikel 53, in samenwerking een nieuw ras hebben gekweekt dan wel ontdekt en ontwikkeld, hebben zij gezamenlijk aanspraak op verlening van kwekersrecht.

Artikel 53

Indien ingevolge artikel 52 twee of meer personen onafhankelijk van elkaar aanspraak op verlening van kwekersrecht voor hetzelfde nieuw ras zouden kunnen maken, komt de aanspraak op verlening van kwekersrecht toe aan degene, die het eerst een aanvraag daartoe heeft ingediend.

Artikel 54

1. Een kweker die in een andere Unie-staat overeenkomstig de geldende voorschriften een aanvraag tot verlening van kwekersrecht heeft ingediend, geniet ter verkrijging van kwekersrecht in Nederland voor hetzelfde ras een recht van voorrang, mits:

a. binnen twaalf maanden na het indienen van de aanvraag in de desbetreffende Unie-staat, de dag van de aanvraag niet meegerekend, in Nederland een voorlopige aanvraag wordt ingediend waarbij een schriftelijk beroep wordt gedaan op het recht van voorrang;

b. binnen drie maanden na de indiening van de voorlopige aanvraag een door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende Unie-staat gewaarmerkt afschrift van de aldaar ingediende stukken wordt overgelegd; en

c. binnen twee jaren na afloop van de onder a genoemde termijn een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 55 wordt ingediend.

2. De voorrang houdt in, dat in afwijking in zoverre van de artikelen 49 tot en met 53, op een overeenkomstig het tweede lid, onderdeel c, in Nederland ingediende aanvraag niet van invloed is wat in de tijd gelegen tussen de indiening van de aanvraag in het andere land en de voorlopige aanvraag is geschied, en in het bijzonder niet de indiening van een aanvraag door een ander of het in de handel brengen van teeltmateriaal van het ras.

Paragraaf 2. De verlening van kwekersrecht

Artikel 55

1. De aanvraag tot verlening van kwekersrecht wordt ingediend bij de Raad.

2. De aanvraag bevat de volgende gegevens:

a. een voorstel voor de benaming van het ras, overeenkomstig de daarvoor in hoofdstuk 4 gestelde regels;

b. een karakteriserende beschrijving van het ras; en

c. een nauwkeurige aanduiding van de eigenschappen, waardoor het ras zich van andere rassen van hetzelfde gewas onderscheidt.

3. Een voor het onderzoek, bedoeld in artikel 49, zevende lid, voldoende hoeveelheid materiaal van het ras, waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt op vordering van de Raad en overeenkomstig nader door de Raad te stellen eisen aan de Raad ter beschikking gesteld.

4. Indien een aanvrager geen woonplaats of zetel binnen het grondgebied van de Europese Unie heeft, is deze verplicht binnen Nederland domicilie te kiezen bij een gemachtigde, welke keuze voor de toepassing van deze wet geacht wordt van kracht te blijven totdat schriftelijk aan de Raad is kennis gegeven van de wijziging van het gekozen domicilie.

Artikel 56

1. De Raad beslist op een aanvraag tot verlening van kwekersrecht en stelt overeenkomstig hoofdstuk 4 de karakteriserende beschrijving en de benaming van het ras vast.

2. Bij de inschrijving van het ras in het rassenregister wordt gelijktijdig aantekening gedaan van de verlening van het kwekersrecht.

3. Het kwekersrecht verkrijgt als dagtekening en begint te werken de dag, onmiddellijk volgend op die waarop de in het vorige lid bedoelde inschrijving en aantekening in het rassenregister is gedaan.

Paragraaf 3. De rechten en verplichtingen van de houder van een kwekersrecht

Artikel 57

1. De houder van een kwekersrecht op een ras heeft het uitsluitend recht teeltmateriaal van dat ras voort te brengen of verder te vermeerderen, ten behoeve van de vermeerdering te behandelen, in de handel te brengen, uit te voeren, in te voeren, voor een van deze doeleinden in voorraad te hebben alsmede deze handelingen te doen verrichten.

2. Het is aan anderen dan de houder van het kwekersrecht verboden de in het eerste lid genoemde handelingen te verrichten. Dit verbod geldt niet indien bij of krachtens deze wet of door de houder van het kwekersrecht daarvoor toestemming is verleend.

3. Het verbod is niet van toepassing op:

a. handelingen die in de privй-sfeer en niet bedrijfsmatig worden verricht;

b. handelingen die uitsluitend worden verricht ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;

c. handelingen die worden verricht voor het kweken van nieuwe rassen.

4. Het uitsluitend recht is tevens van toepassing op handelingen met betrekking tot geoogst materiaal van het ras, planten en plantendelen daaronder begrepen, dat is verkregen door gebruik van teeltmateriaal waarvoor geen toestemming is verleend, tenzij de houder van het kwekersrecht redelijkerwijs zijn recht met betrekking tot het teeltmateriaal had kunnen uitoefenen.

5. Het uitsluitend recht is tevens van toepassing op handelingen met betrekking tot producten die rechtstreeks zijn vervaardigd met gebruikmaking van geoogst materiaal van het ras waarvoor geen toestemming is verleend, tenzij de houder van het kwekersrecht redelijkerwijs zijn recht met betrekking tot het geoogste materiaal had kunnen uitoefenen.

Artikel 58

1. Het in artikel 57, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht is tevens van toepassing op de in dat lid bedoelde handelingen met betrekking tot materiaal van:

a. rassen, die zijn afgeleid van het in artikel 57, eerste lid, bedoelde beschermde ras, tenzij het beschermde ras zelf is afgeleid van een ander ras;

b. rassen die ingevolge artikel 49, vierde lid, niet duidelijk onderscheidbaar zijn van het beschermde ras;

c. rassen waarvan voor de voortbrenging telkens gebruik wordt gemaakt van het beschermde ras.

2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt een ras beschouwd als afgeleid van een ander ras indien het eerstbedoelde ras:

a. hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras dan wel van een ras dat zelf hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras,

b. op grond van artikel 49, vierde lid, duidelijk onderscheidbaar is van het oorspronkelijke ras, en

c. overeenkomt met het oorspronkelijke ras voor wat betreft de expressie van de wezenlijke eigenschappen, die voortvloeit uit het genotype of de combinatie van genotypen van het oorspronkelijke ras, zulks met uitzondering van afwijkingen die voortvloeien uit de afleidingshandeling.

3. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op rassen waarvan het bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de Uitvoeringswet UPOV 1991 algemeen bekend was. Artikel 49, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. De Raad kan op verzoek adviseren omtrent de vraag of een bij het verzoek aan te wijzen ras is afgeleid van een ras waarvoor door de Raad kwekersrecht is verleend.

5. Het in het vierde lid bedoelde advies van de Raad bevat de gronden waarop het rust.

Artikel 59

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van een ras, behorende tot bij die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gewassen, het in artikel 57, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht niet van toepassing is op het gebruik voor vermeerderingsdoeleinden binnen het eigen bedrijf van een teler van door die teler geoogst materiaal van dat ras of een ras als bedoeld in artikel 58, eerste lid, onderdeel a of b.

2. Aan het gebruik van geoogst materiaal voor vermeerderingsdoeleinden binnen het eigen bedrijf, kunnen bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur beperkingen of voorwaarden worden gesteld, die onder meer betrekking kunnen hebben op de maximale hoeveelheid te vermeerderen geoogst materiaal, de door de teler aan de houder van het kwekersrecht te verstrekken inlichtingen en bewijsstukken en de aan de houder van een kwekersrecht toekomende vergoedingen.

Artikel 60

Het in artikel 57, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht is niet van toepassing op handelingen met materiaal van het beschermde ras of van een ras als bedoeld in artikel 58, eerste lid, dat door of met toestemming van de houder van het kwekersrecht, in Nederland of in ййn der lidstaten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht of dat van zodanig materiaal is afgeleid, met uitzondering van handelingen:

a. die een verdere vermeerdering van het ras, waartoe het materiaal behoort, inhouden;

b. die uitvoer, anders dan voor verbruiksdoeleinden, van het materiaal inhouden naar een land, waar voor rassen van het gewas, waartoe het ras behoort, geen bescherming openstaat die vergelijkbaar is met de bescherming die op basis van het bepaalde in deze wet kan worden verkregen.

Artikel 61

1. De houder van een kwekersrecht is verplicht de licenties te verlenen die in het algemeen belang noodzakelijk zijn.

2. De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt mede in, dat de houder van het kwekersrecht het voor de uitoefening van de licentie noodzakelijke teeltmateriaal tegen een redelijke vergoeding verstrekt.

3. De houder van een kwekersrecht is verplicht aan een octrooihouder een licentie te verlenen tegen een redelijke vergoeding, indien de octrooihouder een octrooi voor een biotechnologische uitvinding niet kan exploiteren zonder inbreuk te maken op het kwekersrecht van eerdere datum en de biotechnologische uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde ras.

4. Indien aan de houder van een kwekersrecht een licentie is verleend op grond van artikel 57, vijfde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995, is de houder van het kwekersrecht verplicht aan de octrooihouder op diens verzoek onder redelijke voorwaarden een wederkerige licentie te verlenen om het beschermde ras te gebruiken.

Artikel 62

1. Indien de houder van het kwekersrecht zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 61, niet nakomt, wordt de licentie op verzoek van de belanghebbende door de Raad verleend.

2. Alvorens te beslissen stelt de Raad partijen in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn alsnog tot overeenstemming te komen.

3. Bij gebreke van overeenstemming beslist de Raad, na partijen te hebben gehoord. In de beslissing worden de omvang van de licentie, het bedrag van de aan de houder van het kwekersrecht te betalen vergoeding, alsmede de te verstrekken hoeveelheid teeltmateriaal en de daarvoor te betalen vergoeding vastgesteld. De Raad kan bij de beslissing aan de verkrijger van de licentie het stellen van zekerheid binnen een bepaalde termijn opleggen.

4. Nadat de licentie door de Raad is verleend en aan de verplichting tot het stellen van zekerheid, indien deze is opgelegd, is voldaan, wordt de licentie in het rassenregister ingeschreven. De licentie werkt eerst na die inschrijving, ook tegenover hen, die na de inschrijving van het in het eerste lid bedoelde verzoek rechten op het kwekersrecht hebben verkregen.

Artikel 63

1. Door een licentie wordt de bevoegdheid verkregen de daarin omschreven handelingen te verrichten, die krachtens artikel 57, eerste lid, aan anderen dan de houder van het kwekersrecht niet vrijstaan.

2. Bij gebreke van andere bepalingen geldt een licentie voor de gehele duur van het kwekersrecht en heeft zij betrekking op alle handelingen die ingevolge deze wet aan de toestemming van de houder van het kwekersrecht onderworpen zijn.

3. Een licentie, verleend anders dan ingevolge de artikelen 61 en 62, wordt op verzoek van de licentiehouder in het rassenregister ingeschreven. Zij is tegenover derden geldig na die inschrijving.

Artikel 64

Een krachtens artikel 19 aangewezen keuringsinstelling alsmede een krachtens artikel 8 van de Landbouwkwaliteitswet aangewezen controle-instelling, voor zover deze bij of krachtens die wet is belast met de keuring van teeltmateriaal, verstrekt op verzoek aan de houder van een in Nederland geldend kwekersrecht met betrekking tot het door de keuringsinstelling, onderscheidenlijk controle-instelling, gekeurde teeltmateriaal, een overzicht van de personen of ondernemingen die teeltmateriaal van het ras, waarvoor het kwekersrecht is verleend, hebben voortgebracht en, voor zover mogelijk, van de hoeveelheden die zij daarvan hebben voortgebracht.

Paragraaf 4. Het kwekersrecht als onderdeel van het vermogen

Artikel 65

1. Een kwekersrecht en een aanspraak op verlening van kwekersrecht zijn, zowel ten aanzien van het volle recht als voor een aandeel daarin, vatbaar voor overdracht of andere overgang.

2. De levering vereist voor de overdracht van een kwekersrecht of het recht, voortvloeiende uit een aanvraag tot verlening van kwekersrecht, geschiedt bij een akte.

3. Elk voorbehoud de overdracht betreffende wordt in de akte omschreven; bij gebreke daarvan geldt de overdracht voor onbeperkt.

4. De overdracht werkt tegenover derden eerst, wanneer de akte in het rassenregister is ingeschreven.

5. Tot het doen verrichten van deze inschrijving door de Raad zijn beide partijen gelijkelijk bevoegd.

Artikel 66

1. Indien een kwekersrecht aan meer personen gezamenlijk toekomt, wordt hun verhouding tegenover elkaar en tegenover derden beheerst door hetgeen tussen hen bij overeenkomst is bepaald, wat hun verhouding tegenover derden betreft echter slechts, voor zover deze blijkt uit het rassenregister.

2. Indien er geen overeenkomst bestaat, of, indien in de overeenkomst niet anders is bepaald, heeft elke medegerechtigde de bevoegdheid het kwekersrecht uit te oefenen en tegen handelingen in strijd daarmee verricht op te treden, maar kan een licentie of de toestemming, bedoeld in de artikelen 57, tweede lid, en 60, door de medegerechtigden slechts met gemeen goedvinden verleend worden.

3. Iedere medegerechtigde is verplicht, vууr de vervreemding van zijn rechten aan een derde, deze aan zijn medegerechtigden tegen een redelijke prijs te koop aan te bieden.

Artikel 67

1. Pandrecht op een kwekersrecht wordt gevestigd bij een akte en werkt tegenover derden eerst wanneer de akte in het rassenregister is ingeschreven.

2. De pandhouder is verplicht in een door hem ondertekende verklaring, bij de Raad in te zenden, woonplaats te kiezen te -Gravenhage. Indien die keuze niet is gedaan, geldt de zetel van de Raad als gekozen woonplaats.

3. Bedingen in de akte waarbij het pandrecht is gevestigd, betreffende na inschrijving te verlenen licenties, gelden van het ogenblik af, dat zij in het rassenregister zijn aangetekend, ook tegenover derden. Bedingen als bedoeld in de eerste volzin, betreffende vergoedingen voor licenties, die op het ogenblik der inschrijving reeds waren verleend, gelden tegenover de houder der licentie na aanzegging aan deze bij deurwaardersexploot.

4. Akten, waaruit blijkt, dat het pandrecht heeft opgehouden te bestaan of krachteloos is geworden, worden in het rassenregister ingeschreven.

Artikel 68

1. Het beslag op een kwekersrecht wordt gelegd en het proces-verbaal van inbeslagneming wordt in het rassenregister ingeschreven met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende executoriaal en conservatoir beslag op onroerende zaken, met dien verstande dat in het proces-verbaal van inbeslagneming in plaats van de aard en de ligging van de onroerende zaak een aanduiding van het kwekersrecht wordt opgenomen.

2. Een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling of verlening van een licentie, tot stand gekomen na de inschrijving van het proces-verbaal, kan tegen de beslaglegger niet worden ingeroepen.

3. De vууr de inschrijving van het proces-verbaal nog niet betaalde licentievergoedingen vallen mede onder een op het kwekersrecht gelegd beslag, nadat het ingeschreven beslag aan de houder der licentie is betekend. Deze vergoedingen worden betaald aan de notaris voor wie de executie zal plaatsvinden, mits dit bij de betekening uitdrukkelijk aan de licentiehouder is medegedeeld, en behoudens de rechten van derden die de executant moet eerbiedigen. Hetgeen aan de notaris wordt betaald, wordt tot de in artikel 69, tweede lid, bedoelde opbrengst gerekend. De artikelen 475c, 476 en 478 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

4. De inschrijving van het proces-verbaal van inbeslagneming kan worden doorgehaald:

a. krachtens een schriftelijke ter inschrijving aangeboden verklaring van de deurwaarder dat hij in opdracht van de beslaglegger het beslag opheft of dat het beslag is vervallen;

b. krachtens een ter inschrijving aangeboden rechterlijke uitspraak die tot opheffing van het beslag strekt of het verval van het beslag vaststelt of meebrengt.

5. De artikelen 504a, 538-541, 726, tweede lid, en 727 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn in geval van beslag op een kwekersrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 69

1. De verkoop van een kwekersrecht door een pandhouder of een beslaglegger tot verhaal van een vordering geschiedt in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris. De artikelen 508, 509, 513, eerste lid, 514, tweede en derde lid, 515-519 en 521-529 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat hetgeen daar ten aanzien van hypotheken en hypotheekhouders is voorgeschreven geldt voor de op het kwekersrecht rustende pandrechten en de pandhouders.

2. De verdeling van de opbrengst geschiedt met overeenkomstige toepassing van de artikelen 551-552 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Paragraaf 5. De handhaving van het kwekersrecht

Artikel 70

1. De houder van een kwekersrecht kan zijn recht handhaven jegens een ieder die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een van de in artikel 57 bedoelde handelingen verricht.

2. De rechter kan op vordering van de houder van een kwekersrecht, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op zijn kwekersrecht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.

3. De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van een kwekersrecht tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk op dit recht toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de houder geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in het tweede lid toestaan.

4. Schadevergoeding kan slechts worden gevorderd van degene die de handelingen bewust verricht. Van bewust handelen is in elk geval sprake, indien de inbreuk is gepleegd nadat de betrokkene bij deurwaardersexploot op de strijd tussen de handelingen en het kwekersrecht is gewezen.

5. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.

6. In plaats van schadevergoeding kan worden gevorderd, dat de gedaagde veroordeeld wordt de door de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen; indien de rechter echter van oordeel is dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een dergelijke veroordeling, zal de rechter de gedaagde tot schadevergoeding kunnen veroordelen.

7. De houder van een kwekersrecht kan de vorderingen tot schadevergoeding of het afdragen van winst ook namens of mede namens licentiehouders of pandhouders instellen, onverminderd de bevoegdheid van licentiehouders en pandhouders in een al of niet namens hen door de houder van het kwekersrecht ingestelde vordering tussen te komen om rechtstreeks de door hen geleden schade vergoed te krijgen of zich een evenredig deel van de door de gedaagde af te dragen winst te doen toewijzen. Licentiehouders en pandhouders kunnen slechts een zelfstandige vordering instellen en exploot als bedoeld in het vierde lid met het oog daarop doen uitbrengen, als zij de bevoegdheid daartoe van de houder van het kwekersrecht hebben bedongen.

8. De houder van het kwekersrecht heeft de bevoegdheid roerende zaken waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt, of materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij de voortbrenging van die zaken, als zijn eigendom op te vorderen dan wel de onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Bij de beoordeling van de vordering wordt een afweging gemaakt tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen alsmede de belangen van derden.

9. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag, gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.

10. De maatregelen bedoeld in het achtste lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.

11. De rechter kan op vordering van de houder van het kwekersrecht degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen aan laatstgenoemde bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten, waarmee de inbreuk is gepleegd, aan de houder van het kwekersrecht mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciлle schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciлle schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.

12. De rechter kan op vordering van de houder van het kwekersrecht gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.

Artikel 71

1. De houder van een kwekersrecht kan een redelijke vergoeding vorderen van degene die in de periode gelegen tussen de aanvraag van een kwekersrecht en de verlening van het kwekersrecht handelingen als bedoeld in artikel 57 heeft verricht met betrekking tot het ras, waarvoor kwekersrecht is aangevraagd.

2. De vergoeding is alleen verschuldigd voor handelingen die zijn verricht na afloop van dertig dagen, nadat de betrokkene bij deurwaardersexploot is gewezen op de krachtens dit artikel aan de houder van een kwekersrecht toekomende aanspraak.

3. Bij het deurwaardersexploot wordt een door de Raad gewaarmerkt afschrift gevoegd van de ter zake van de aanvraag ingediende bescheiden dan wel van passages daaruit, voor zover zij uitsluitend betrekking hebben op de kenmerken van het ras waarvoor de aanvraag is ingediend en op de aanduiding van de eigenschappen waardoor het zich van andere rassen onderscheidt. Daartoe wordt niet gerekend de weergave van de totstandkoming van het ras of van de genealogische bestanddelen.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op de handelingen verricht door degene die daartoe is gerechtigd krachtens een overeenkomst met degene aan wie overeenkomstig artikel 50 of 51 de aanspraak op verlening van het kwekersrecht toekomt.

Paragraaf 6. De duur van het kwekersrecht en de opeising

Artikel 72

De duur van het kwekersrecht bedraagt vanaf de datum van dagtekening van het kwekersrecht 25 jaar, met uitzondering van rassen van door Onze Minister aan te wijzen gewassen, waarvoor de duur van het kwekersrecht 30 jaar bedraagt.

Artikel 73

1. De houder van het kwekersrecht kan daarvan afstand doen.

2. Afstand kan slechts geschieden bij een akte, die in het rassenregister wordt ingeschreven.

3. De inschrijving geschiedt niet, zolang er personen zijn, die blijkens in dat register ingeschreven stukken rechten op het kwekersrecht of licenties hebben verkregen of rechtsvorderingen het kwekersrecht betreffende hebben ingesteld, en deze personen tot de afstand geen toestemming hebben verleend.

4. Het kwekersrecht vervalt met ingang van het tijdstip van de inschrijving van de akte in het rassenregister.

Artikel 74

1. Een kwekersrecht vervalt van rechtswege, zodra zes maanden zijn verstreken sinds de vergoeding, bedoeld artikel 6, tweede lid, onderdeel f, verschuldigd is geworden, zonder dat betaling daarvan heeft plaats gehad. Van dit vervallen wordt in het rassenregister aantekening gedaan.

2. Indien binnen veertien dagen na de vervaldag niet is betaald wordt degene, die volgens het rassenregister houder van het kwekersrecht is, door de Raad bij aangetekende brief aan zijn verplichting tot betaling herinnerd.

3. Indien een maand na de vervaldag nog niet is betaald, wordt hiervan binnen veertien dagen schriftelijk mededeling gedaan aan allen, die blijkens in het rassenregister ingeschreven stukken rechten op het kwekersrecht of licenties hebben verkregen of rechtsvorderingen het kwekersrecht betreffende hebben ingesteld.

Artikel 75

1. Een kwekersrecht wordt door de rechter vernietigd:

a. indien blijkt, dat het ras op het tijdstip van verlening van het kwekersrecht niet nieuw was;

b. indien blijkt dat het ras op het tijdstip van verlening van het kwekersrecht niet onderscheidbaar was als bedoeld in artikel 49, vierde lid;

c. indien – in het geval dat de verlening van het kwekersrecht in hoofdzaak is gebaseerd op door de kweker verstrekte inlichtingen en bescheiden – blijkt dat op het tijdstip van die verlening het ras niet homogeen dan wel niet bestendig was als bedoeld in artikel 49, vijfde en zesde lid;

d. indien het kwekersrecht is verleend aan een persoon die daartoe ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet niet gerechtigd is, tenzij het kwekersrecht wordt overgedragen aan de persoon die daartoe wel gerechtigd is.

2. De vernietiging kan te allen tijde door iedere belanghebbende en door of namens Onze Minister worden gevorderd.

3. De dagvaarding wordt op verzoek van de eiser in het rassenregister ingeschreven.

4. Vernietiging van een kwekersrecht ontneemt aan het kwekersrecht en aan de rechten, die daaruit zijn afgeleid, alle verdere rechtsgevolgen.

Artikel 76

1. Een kwekersrecht kan geheel of voor wat betreft een aandeel daarin worden opgeлist, voor zover het is verleend aan iemand, die krachtens de artikelen 50, 51 of 52 daarop geen of niet uitsluitend aanspraak had.

2. De dagvaarding wordt op verzoek van de eiser in het rassenregister ingeschreven.

3. Het recht tot opeising komt toe aan hem, die krachtens voormelde artikelen aanspraak of medeaanspraak heeft op de verlening van het kwekersrecht.

4. Het recht op opeising verjaart na afloop van vijf jaren na de dagtekening van het kwekersrecht.

5. Te goeder trouw voor de aantekening, bedoeld in artikel 77, eerste lid, verkregen licenties blijven geldig tegenover de nieuwe houder van het kwekersrecht, die recht verkrijgt op de voor de licenties verschuldigde vergoeding.

Artikel 77

1. Van de toewijzing of afwijzing van een vordering tot opeising of vernietiging van een kwekersrecht wordt aantekening gedaan in het rassenregister.

2. De vernietiging en toewijzing van een opeising werken terug tot de dagtekening van de in het eerste lid bedoelde aantekening in het rassenregister.

Paragraaf 7. Kwekersrechtelijke geschillen

Artikel 78

1. De rechtbank te -Gravenhage is in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd voor vorderingen tot vernietiging en opeising van het kwekersrecht als bedoeld in de artikelen 75 en 76.

2. De rechtbank te -Gravenhage en de voorzieningenrechter van die rechtbank zijn in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd voor:

a. vorderingen als bedoeld in de artikelen 70 en 71;

b. vorderingen, die worden ingesteld door een ander dan de houder van een kwekersrecht om te doen vaststellen dat bepaalde verrichte handelingen niet strijdig zijn met een kwekersrecht.

3. Van de vonnissen en beschikkingen van de rechtbank staat beroep open bij het gerechtshof te -Gravenhage.

Artikel 79

1. De deskundige leden, bedoeld in de artikelen 55a, tweede lid, en 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, worden bij koninklijk besluit benoemd. Zij worden genoemd lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid, in de rechtbank te -Gravenhage dan wel raad, onderscheidenlijk plaatsvervangend raad, in het gerechtshof -Gravenhage, al naar gelang het geval.

2. De leden en de plaatsvervangende leden, onderscheidenlijk de raden en de plaatsvervangende raden, worden voor de tijd van vijf jaren benoemd. Zij zijn bij aftreden terstond opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij bij koninklijk besluit worden ontslagen.

3. Aan de leden en de plaatsvervangende leden, onderscheidenlijk de raden en de plaatsvervangende raden, wordt bij koninklijk besluit ontslag verleend met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaar hebben bereikt.

Artikel 80

Ten aanzien van de leden en plaatsvervangende leden, onderscheidenlijk de raden en de plaatsvervangende raden, zijn de artikelen 46c, 46d, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o, en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.

Artikel 81

Onze Minister stelt regels vast over de toekenning van een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoeding aan de leden en plaatsvervangende leden, onderscheidenlijk de raden en de plaatsvervangende raden.

Artikel 82

Bij de behandeling ter terechtzitting van geschillen als bedoeld in artikel 78 mogen gemachtigden van de houder van een kwekersrecht het woord voeren, onverminderd de verantwoordelijkheid van de advocaat.

Artikel 83

Van alle rechterlijke uitspraken betreffende een kwekersrecht wordt door de griffier binnen ййn maand kosteloos een afschrift aan de Raad gezonden.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top