Beginpagina Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 22 mei 1845 (Stb. 1926, 334) op de invordering van Rijks directe belastingen te vervangen door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

1. Deze wet geldt bij de invordering van rijksbelastingen.

2. Op deze wet zijn artikel 3:40, titels 4.1 tot en met 4.3, artikel 4:125, titel 5.2, de hoofdstukken 6 en 7 en afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 2

1. Deze wet verstaat onder:

a. rijksbelastingen: belastingen welke van rijkswege door de rijksbelastingdienst worden geheven, alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet;

b. heffingsrente en revisierente: de heffingsrente en de revisierente, bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

c. Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);

d. toepassingsverordening Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253);

e. compenserende rente: de compenserende rente, bedoeld in artikel 519 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek;

f. kosten van ambtelijke werkzaamheden: de kosten, bedoeld in paragraaf 1.2.3 van de Algemene douanewet;

g. bestuurlijke boeten: de verzuimboeten en de vergrijpboeten, bedoeld in hoofdstuk VIIA van deze wet, hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of hoofdstuk 9 van de Algemene douanewet, dan wel in enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen;

h. Onze Minister: Onze Minister van Financiлn;

i. directeur, inspecteur of ontvanger: de functionaris die als zodanig bij ministeriлle regeling is aangewezen;

j. belastingdeurwaarder: de door Onze Minister als zodanig aangewezen ambtenaar van de rijksbelastingdienst;

k. belastingschuldige: degene te wiens naam de belastingaanslag is gesteld;

l. werknemer, artiest, beroepssporter, buitenlands gezelschap, dienstbetrekking en inhoudingsplichtige: de werknemer, de artiest, de beroepssporter, het buitenlandse gezelschap, de dienstbetrekking en de inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

m. belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de uitnodiging tot betaling, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag, alsmede de voorlopige conserverende aanslag, de conserverende aanslag en de conserverende navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en in de schenk- en erfbelasting;

n. kind: eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de neergaande lijn.

o. sociale verzekeringspremies: de premies voor de sociale verzekeringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en c, van de Wet financiering sociale verzekeringen, en de ingevolge de Zorgverzekeringswet geheven inkomensafhankelijke bijdrage.

2. Deze wet verstaat mede onder:

a. rijksbelastingen: de heffingsrente, de revisierente, de compenserende rente, de kosten van ambtelijke werkzaamheden, alsmede de bestuurlijke boeten;

b. wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen: de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, voor zover deze betrekking hebben op de heffing van rijksbelastingen;

c. belastingaanslag: een ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel Algemene douanewet of enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen vastgestelde beschikking of uitspraak strekkende tot - al dan niet nadere - vaststelling van een ingevolge die regelingen verschuldigd of terug te geven bedrag;

d. aanslagbiljet: de kennisgeving van de beschikking of de uitspraak, bedoeld in onderdeel c;

e. invorderen van rijksbelastingen: het betalen van een terug te geven bedrag aan rijksbelastingen.

3. Voor de toepassing van deze wet geldt, in afwijking in zoverre van het eerste en het tweede lid en behoudens voor zover daarvan moet worden afgeweken ingevolge het elders in deze wet bepaalde, als belastingaanslag:

a. de belastingaanslag na toepassing van de ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen of enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen voorziene verrekeningen;

b. ingeval een aanslagbiljet naast een of meer belastingaanslagen als bedoeld in onderdeel a een of meer ingevolge het tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikkingen omvat: het gezamenlijke bedrag van de ingevolge de op het aanslagbiljet vermelde belastingaanslagen in te vorderen bedragen.

4. Ingeval het derde lid, aanhef en onderdeel b, toepassing vindt, worden de op het aanslagbiljet vermelde bestanddelen - wat belasting betreft na de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde verrekening - tot een negatief bedrag geacht naar evenredigheid te zijn verrekend met de bestanddelen tot een positief bedrag en omgekeerd.

5. Bepalingen van deze wet die rechtsgevolgen verbinden aan het aangaan, het bestaan, de beлindiging of het beлindigd zijn van een huwelijk zijn van overeenkomstige toepassing op het aangaan, het bestaan, de beлindiging onderscheidenlijk het beлindigd zijn van een geregistreerd partnerschap.

6. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt een Europese coцperatieve vennootschap gelijkgesteld met een Europese naamloze vennootschap.

Artikel 3

1. De ontvanger is belast met de invordering van de rijksbelastingen.

2. In alle rechtsgedingen voortvloeiende uit de uitoefening van zijn taak treedt de ontvanger als zodanig in rechte op.

3. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij ministeriлle regeling de gevallen aanwijzen waarin de invordering van de belastingen, bedoeld in artikel 4, aanhef en onder 10 of 11, van het Communautair douanewetboek, geschiedt door een ander dan de ontvanger.

Artikel 3a [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

1. De ontvanger is mede belast met de invordering van de strafbeschikking.

2. Bij de invordering zijn de artikelen 4, 6, 9 tot en met 15, 17, 19, 20, 24, 25, 27 en 28 tot en met 30 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van artikel 9, eerste lid, een geldboete invorderbaar is veertien dagen na de uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking.

Artikel 4

Tot het verrichten van de bij of krachtens de wet aan een deurwaarder opgedragen werkzaamheden is, voor zover die werkzaamheden geschieden in opdracht van een ontvanger en betreffen de vervolgingen voor de invordering van rijksbelastingen, uitsluitend een belastingdeurwaarder bevoegd.

Artikel 5

1. De bevoegdheid van een directeur, inspecteur of ontvanger is niet bepaald naar een geografische indeling van Nederland.

2. Bij ministeriлle regeling worden regels gesteld omtrent de functionaris, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, onder wie een belastingschuldige ressorteert.

Artikel 6

1. De bepalingen van deze wet strekken zich niet alleen uit tot de rijksbelastingen, maar ook tot de opcenten, de betalingskorting, de renten en de kosten.

2. Onder opcenten worden verstaan niet alleen die welke ten behoeve van het Rijk, doch ook die welke ten behoeve van andere openbare lichamen worden geheven.

Artikel 7

1. In afwijking van artikel 4:92, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toerekening van de betalingen achtereenvolgens aan:

a. de kosten;

b. de betalingskorting;

c. de rente;

d. de belastingaanslag.

2. Toerekening van betalingen op een belastingaanslag geschiedt, behoudens voorzover daarvan moet worden afgeweken ingevolge deze wet, naar evenredigheid aan de op het aanslagbiljet vermelde in te vorderen bedragen, met dien verstande dat indien artikel 9.1, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of artikel 27b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 toepassing heeft gevonden, de toerekening in de laatste plaats geschiedt aan de premie voor de volksverzekeringen.

Artikel 7a

1. Ingeval de belastingschuldige geen bankrekening heeft bestemd voor betaling van rijksbelastingen dan wel andere belastingen of heffingen voor zover de invordering daarvan is opgedragen aan de ontvanger betaalt de ontvanger op een bankrekening die op naam staat van de belastingschuldige.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op andere door de ontvanger uit te betalen bedragen.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top